zaterdag 6 december 2014

Verdeeld Veld

Ruim 20 jaar loop ik mee in het adoptieveld zoals dat heet, een bijzonder veld. Een veld dat naast wetenschap gedreven wordt door emotie. Een veld waar media soms de regie pakken. Een complex veld dat nu wederom verdeeld dreigt te worden of al is? De uitzending van Arena waaraan ik deel mocht nemen, laat dat eigenlijk al zien. Deze ontwikkeling baart me zorgen. Veel zorgen. 

Onlangs zei iemand me dat we terug zijn in 1993 - ik hoop vurig van niet. Ik wil mijn best doen dat dit niet zo ver komt. Terug in de tijd? Is dat wel zo slecht? Of was het toen beter? Beter was het niet wel extreem verdeeld - nog verdeelder dan het nu is. 

In 1993 liep ik net een jaartje mee en begon langzaam maar zeker iedereen te leren kennen, het veld in het oog te krijgen. In 1993 was er nog geen verbinding in de adoptiedriehoek: elke groep trok alleen op. In de aanloop op de conferentie Adoptiedriehoek Interactief in 1995 faciliteertde het Fiom ontmoetingen tussen de leden van de driehoek, het uitwisselen van ervaringen over afstand en adoptie begon daar en was nodig, was leerzaam en emotioneel. 

De wetenschap was al wat langer met adoptie bezig: aan de UU werd de leerstoel adoptie vanaf 1984 door Rene Hoksbergen vervuld met ook een Adoptiecentrum voor zowel onderzoek als behandeling. In Utrecht en in Rotterdam werden longitudinale studies naar geadopteerde kinderen en hun gezinnen opgezet, waarover de eerste publicaties vanaf 1989 verschenen. 

Deze studies gaan tot op heden voort: de Sophia Longitudinal Adoption Study en de Leiden Longitudinal Adoption Study geven veel inzicht in ontwikkeling, groei en functioneren van geadopteerden die in de jaren tachtig van de vorige eeuw naar Nederland kwamen. In 2000 verhuist de leerstoel adoptie naar Leiden. Sindsdien is Femmie Juffer de Nederlandse hoogleraar adoptie en is het kenniscentrum Adoptie en Pleegzorg, ADOC, gesitueerd in de nabijheid van de leerstoel. 

In de jaren tussen 1989 en 2014 gebeurt er veel: Nederland ondertekent het Haags Adoptie Verdrag, past haar adoptiewetgeving aan, evalueert de wet (2004) en er zijn diverse pogingen om ook daadwerkelijk de wet aan te passen, tot op heden zonder resultaat. De adoptieketen, bestaand uit de Stichting Adoptie Voorzieningen, de Raad voor de Kinderbescherming, de Centrale Autoriteit Adoptie en de Vergunninghouders (bemiddelaars), probeert in verbinding en afstemming binnen nationale en internationale kaders ervoor te zorgen dat adoptie zorgvuldig wordt uitgevoerd. Dat lukt niet altijd: telkens weer zijn er vragen over de juistheid van informatie, over geld, over geboorteouders die wel of  onder dwang hun kind afstonden, wel of niet overleden blijken of over geadopteerden die het heel moeilijk hebben, boos zijn over hun adoptie. Zo halen schrijnende verhalen de media en blijft de boodschap hangen dat het vaak ‚fout’ gaat met adoptie. Voor al die geadopteerden (80-90%, zo laten meta-analyses zien) die hun weg gevonden hebben een beeld dat zij niet herkennen. Het blijkt heel ingewikkeld om verschillende emotiegeladen ervaringen, elk met evenveel waarde naast elkaar te laten bestaan. De ervaringsdeskundigen wisselen uit, verbinden en vinden elkaar soms wel en soms niet, de media blijven geïnteresseerd en als er een calamiteit is, ligt verdeeldheid op de loer.

Na diverse ingewikkelde situaties rond adoptie begin 21e eeuw, hebben een aantal mensen in het adoptieveld zich bij elkaar gepakt. Dit was de start van De Nationale Adoptiedialoog. In het totaal zijn er 7 bijeenkomsten geweest, buiten het zicht van de media, met als doel te ontmoeten in beslotenheid en vertrouwelijkheid, respectvol voor ieders ervaring. Agree to disagree. Deze dialoog was heel bijzonder en waardevol - maar hoe te komen van dialoog naar handelen? Daar werd het ingewikkeld. Eerste stap was een brief voor de Special Commission meeting van de Haagse Conferentie in 2010. Drie thema’s die telkens terugkwamen -  en waarover grote consensus was dat dit echt belangrijke thema’s zijn die uitgediept dienen te worden om te komen tot zorgvuldige adoptie -  zijn in die brief als opdracht naar voren gebracht, namelijk:  

1. Belang van het kind: 
* Ontwikkel een heldere omschrijving van het begrip ‘ belang van het kind’ dat recht doet aan 
het levenslange karakter van afstand en adoptie en waarin – naast juridische aspecten- ook 
aandacht is voor psycho-/sociaal-/emotionele-en culturele aspecten en tevens voor individuele 
diversiteit.

2. Subsidiariteit (eerst zoeken naar opvang in eigen familie, omgeving, land)
* Maak per land inzichtelijk hoe subsidiariteit is ingevuld en wordt uitgevoerd en besteed 
hierbij ook aandacht aan de culturele aspecten van een land die van invloed zijn op de invulling van het begrip: de eigen kracht van een land om zijn of haar kinderen binnen bestaande tradities, gebruiken en voorzieningen de kans te geven om op te groeien en zich te ontwikkelen. 
* Maak in een dossier het proces inzichtelijk: welke stappen zijn gezet en hoe passen deze stappen in de cultuur van het geboorteland van de geadopteerde?

3. Transparantie en traceerbaarheid 
* Ontwikkel een Good Practice in samenspraak tussen zendende en ontvangende landen waarbij zoveel mogelijk feitelijke informatie rond afstand en adoptie wordt bewaard 
* Ontwikkel -met in acht name van culturele verschillen - eenduidige, transparante afspraken over verantwoordelijkheid voor dossierinformatie (met minimumstandaards rond kwaliteit en aard van de informatie) en rond het toezicht hierop? 

De Special Committee heeft kennis genomen van de brief. De punten die zijn geformuleerd in 2014 blijven echter nog steeds van kracht. Na deze actie in 2010 en brief blijft het even stil rond de DNA. De dialogen zijn langzaam aan gestopt - zo lijkt het maar… er is nog niet veel veranderd. Juist omdat er nog niet veel is veranderd, blijven de thema’ s overeind en nu lijken we ook in het adoptieveld de gezamenlijkheid te verliezen. Dat vind ik jammer. Ik wil niet terug naar 1993! Daarmee komen we namelijk nooit terecht bij een betere praktijk - alleen in echt luisteren naar elkaar en openheid is de sleutel te vinden. Daarmee een pleidooi om het ritme op te pakken en de dialoog te herstarten. Zodat we in 2015 als adoptieveld, bestaand uit moeders die hun kind af moesten staan, geadopteerden en adoptieouders, professionals, beleidsmakers en wetenschappers, GEZAMENLIJK zoeken naar wegen die recht doen aan waar adoptie voor bedoeld is: het geven van een gezin aan een kind,  dat niet kan/mag opgroeien bij geboorteouders.

Het kind centraal, een Child Led System - want kinderen overal ter wereld hebben recht op een gezin waar ze onvoorwaardelijk bij mogen horen en waar ze mogen worden wie ze zijn. Waar ouders sensitief op hun ontwikkelings-en opvoedingsvragen ingaan en waar ze beschermd en veilig zijn. Als dat niet kan bij de ouders waar een kind geboren is, als dat niet kan in het land waar het kind geboren is, noch bij familie, noch bij vrienden of in een wijder netwerk noch in pleeggezin of binnenlandse adoptie, dan - en alleen dan - kan interlandelijke adoptie overwogen worden. Als laatste en ultieme optie vanuit het belang van het kind. Een onverdeeld veld waarin respect is voor ieders standpunt en ervaringen is hiervoor voorwaarde!


© Anneke JG Vinke 6 december 2014

vrijdag 28 november 2014

Risicotaxatie: de zorg in 2015

Het rommelt in Nederland, er wordt gerommeld in Nederland. De media overstelpen ons met spotjes over Nederland verandert, de zorg verandert mee. Verandering is okay, beweging is prima maar rommel maken is zorgelijk. De veranderingen in de zorg zijn geen verbeteringen, de zorg ontzorgt - in rap tempo - zo rap dat er straks geen zorg dreigt te zijn. Een risicotaxatie lijkt op zijn plaats. Daarvoor gebruik ik Eileen Munro’s eenvoudige methode die zij ontwikkelde n.a.v. calamiteiten in de Engelse kinderbescherming  (Munro, E. (2000). Effective Child Protection. London: Sage).Munro stelt dat er bij risico-inschatting vier vragen beantwoord moeten worden: 

1. Wat gebeurt er of is er gebeurd
2. Wat kan er gaan gebeuren
3. Hoe waarschijnlijk is het dat dit gaat gebeuren?
4. Hoe onwenselijk is het dat dit gaat gebeuren gebeurd? 

Achtereenvolgens beantwoord ik deze vragen voor de lopende transitie.

1. Wat is er gebeurd:
* Er is er niet geluisterd naar de zorgprofessionals en naar cliënten die bij overheden aangegeven hebben wat ze nodig zouden hebben. Petities, overleggen, hoorzittingen het mocht niet baten: het geld en blinde geloof van politici, niet gehinderd door enige vakinhoudelijke kennis of historisch besef laat deze trein doordenderen.

*De transitie voltrekt zich vrijwel op gelijke wijze als in de jaren tachtig de transitie van overheid naar provincie geschiedde en wij weten waar dat toe heeft geleid: een niet optimaal functionerend jeugdzorg systeem -overigens ook met de leuze dichtbij de client, een hulpverlener, een plan etc… Welke les is geleerd waardoor dit systeem nu wel kans van slagen heeft? Ik heb de vraag talloze malen gesteld en geen antwoord gekregen… dat stemt me somber.

* Er is geen geld voor zorg maar er is wel geld voor advies, informatisering, congres, communicatie .Wie zijn de architecten van Bureau Jeugdzorg, de Centra voor Jeugd en Gezin en nu deze transitie? Welke namen horen daarbij? Ik zie eigenlijk vaak bekende namen… dat stemt me somber: is dit nu voortschrijdend inzicht of is het veel platter en is na een verandering die uitgeadviseerd is een nieuwe verandering nodig om aan de slag te blijven?

*De zorg is nu al ondermaats geworden : de zorg wordt op dit moment uitgehold in aanloop op de transitie: de continuïteit in de hulpverlening is ernstig gecompromitteerd. Velen kregen al ontslag aangezegd, clienten krijgen te horen dat ze (weer) van hulpverlener moeten wisselen, personeel wordt intern geschoven als poppetjes op een schaakbord waarmee specifieke expertise gewoon wordt genegeerd. We zijn allemaal generalist en alles kan generalistisch worden opgelost lijkt de (naïeve) opvatting van beleidsmakers te zijn. Niemand is zo blind en doof als hij die niet wil of durft horen en zien. 
* Het  idee van mantelzorg is prachtig maar met een snel vergrijzende samenleving en steeds minder mensen die het geld daarvoor via werk op moeten brengen is daar toch wel een groot knelpunt: hoe is het mogelijk om naast een fulltime baan ook de mantelzorg voor ouders (vaak ver weg) of kind op je te nemen? Dat gaat de economie ook voelen, zij het op een andere manier dan wanneer de zorg direct betaald wordt. Deze indirecte prijs in persoonlijke overbelasting en minder productiviteit in het werk van de mantelzorger zou wel eens heel hoog kunnen zijn.

* De zorg lokaliseert , maar iedere gemeente vindt het eigen wiel uit. Zonder ook maar enig landelijk inhoudelijk kader kan iedere gemeente doen wat hem of haar goeddunkt- en dat gebeurt nu ook. Elke vier jaar kan dit weer anders zijn, want ja dan hebben we weer verkiezingen en wisselt het bestuurlijk kader. Versnippering, willekeur, discontinuïteit liggen op de loer.  

* De politiek wil een daad stellen. Dat is gelukt: de jeugdwet ligt er en ook de wet maatschappelijke ondersteuning is er. Zij zijn per 1.1.2015 onze wettelijke kaders. Hoe heeft de politiek zo ver kunnen dwalen van wat haar doel is? Politiek moet het volk dienen, zorgen dat de zwaksten in de samenleving beschermd worden naar eer en geweten, volgens laatste stand van zaken in wetenschap en met de schaarse middelen die tot haar beschikking staan. Door zorg te generaliseren, locaal neer te zetten zullen er meer zelfbetalers komen. De kloof tussen arm en rijk wordt verbreed.

2. Wat kan er gaan gebeuren?
De zorg ontzorgt, de trein dendert door en in het meest nare scenario zijn er dadelijk ouderen en kinderen waar geen zorg meer voor is, waar niemand adequaat voor zorgt. Wachtlijsten zullen oplopen, crisishulpverlening is niet voldoende geborgd, individuele zorgverleners zullen proberen te redden wat er te redden valt omdat zij nu eenmaal loyaal zijn aan hun vak en cliënten. Gemeenten zullen proberen te sturen maar daarin snel de regie kwijt raken omdat het veld groot en grillig is en uiteindelijk zullen er cliënten zijn waarvoor de zorg te laat komt of zo niet passend is dat zij niet geholpen worden. In het meest nare scenario met overlijdens tot gevolg. 
Het meest rooskleurige scenario is dat iedereen het oppakt en dat het een succes wordt omdat er zo veel nieuwe kansen zijn maar gelet op de schaarse middelen en de onrust acht ik dat niet waarschijnlijk. Daarvoor is er (nog) te veel onduidelijkheid en zijn de veranderingen die worden doorgedrukt te grootschalig.

3.Hoe waarschijnlijk is het dat dit gaat gebeuren? 
Helaas is het onoverkomelijk. De wetten liggen er, de countdown loopt. Het geld dat als extra beschikbaar was is grotendeels opgegaan aan mediacampagnes adviseurs, congressen, voorbereidende overleggen, contracteringsprocedures etc. Het is derhalve zeer waarschijnlijk dat we een doemscenario ingaan, met zijn allen en niemand in politiek of gemeente kan zeggen dat men het niet geweten heeft, in volle tegenwoordigheid van geest is hiervoor gekozen. Een politiek besluit en de professionals hebben het niet kunnen keren. 
De enigen die nu nog iets te zeggen hebben of zullen krijgen zijn de rechters, ik voorzie vele rechtszaken en uitspraken die druk op het nieuwe systeem gaan leggen en zorg gaan opleggen, waarbij zich de situatie voor kan doen dat er geen zorg of budget meer is. Of, om met Donner te spreken ' waar niets is gaat zelfs de keizer te voet". Hebben we dat gewild? 

4. Hoe onwenselijk is het dat dit gaat gebeuren?
De politiek vindt het wenselijk, het veld vindt het onwenselijk. Laten we vanuit de menselijke maat kijken hoe onwenselijk het is dat mensen langer zelfstandig zijn: dat is in principe prima, mits op een verantwoorde wijze. De vraag is hoe verantwoord deze wijze is. Ik vind de ingezette transitie 100% onwenselijk: geld is leidend, procedures, controlemechanismen, portals, administratieve handelingen alles tot in detail uitgewerkt maar de inhoud van de zorg is vergeten en daar ging het toch om? Met stoom en kokend water moest dit en na 1.1.2015 staan we voor een groot aantal zorgvragers met lege handen. Dat vind ik uitermate onwenselijk en onmenselijk. 

De risicoinschatting die voortvloeit uit deze vier vragen kan alleen maar leiden tot de conclusie dat  de transities   een feit zijn, het risico aanzienlijk is - misschien zelfs wel onacceptabel hoog - en de te betalen prijs  op persoonlijk als maatschappelijk vlak hoog. Is dat echt de bedoeling geweest? Nu nemen gedane zaken geen keer. Dus wat te doen als dit de conclusie moet zijn?  
Het tij keren is niet gelukt, maar wat wel kan is toch streven naar een landelijk kader. Daarvoor is inhoudelijke consensus nodig. Een Framework dat wetenschap, professionals en politiek tezamen neerzetten is onontbeerlijk. Dat is een taak die het petje van de VNG ver te boven gaat. Besturen is een vak, zorgverlenen ook. Geef het veld terug aan de professionals en faciliteer hen, bestuurders, in plaats van controleer en beknot. Een landelijk geldend, locaal uitgevoerd systeem, met professionele ruimte en sturing door inhoudelijk deskundigen is de enige manier om rechtsongelijkheid tussen gemeenten te voorkomen. De kenniscentra dienen hier een sleutelrol in te spelen samen met de beroepsverenigingen, gefaciliteerd door overheid. Dat wordt dan (alsnog) een systeem zoals men in de UK kent, ook niet perfect, maar in elk geval ‚child Led’ voor wat betreft jeugdzorg een systeem waarbij het kind centraal staat - ook in de WMO kan dat, een systeem waarbij de cliënt centraal staat en niet de bureaucratische controle… en niet geheel onbelangrijk, een systeem waarin de continuïteit geborgd is, langer dan de vier jaar dat een college zit bij een gemeente.... en geen systeem zoals er nu ligt waarbij protocol, procedure en controle leidend zijn. Deze zaken zijn nodig om te faciliteren maar niet om te sturen. Dat is de wereld omgekeerd en dient de cliënten niet. 


Voor mij wordt dat de uitdaging voor 2015: binnen de kaders die we als professionals niet gewenst hebben toch de zorg bieden die nodig is en dan hopelijk tot inzicht komen dat we een LANDELIJK format niet kunnen ontberen. Dat is een manier om de rommel die nu gemaakt is op te ruimen. Samen want zonder gezamenlijkheid gaat het niet. 

dinsdag 11 november 2014

Comfort and Joy

Kinderen die in een adoptie of pleeggezin groot worden hebben ieder voor zich een bijzonder levensverhaal. Zij zijn de kinderen die niet opgroeien bij hun biologisch ouders, die dikwijls meerdere intense verliezen, trauma, soms mishandeling, vaak angst, verdriet en stress meegemaakt hebben. Meer en vaker dan zou moeten mogen. Soms zijn dit de kinderen voor wie de wereld te moeilijk is juist omdat er in het begin, toen het erop aankwam, er geen volwassene was die voor hen kon zorgen. Zij komen soms in conflict met de buitenwereld: met het gezag, met school, met hun adoptie of pleegouders, met zichzelf, met emoties.


Voor kinderen bij wie de start buitengewoon moeilijk was, is er een risico op allerlei problemen en daarmee een risico om het niet te redden in de wereld. Vaak spreken we van problematische gehechtheid en zien we het trauma wel maar labelen de problemen in termen als ADHD,  ASS, ODD en OCD. Hoe anders is de behandeling als we het trauma 'vergeten' of 'nog niet' aanpakken.  Hoe ongelooflijk moeilijk het is om voor hen een passende behandeling te vinden. Soms geeft de hulpverlening op. Geven ouders op. Dan is er geen gezin meer, maar alleen nog maar een leefgroep, een kindertehuis. Dat moeten we niet willen.  Dit zijn de kinderen die het risico lopen om het predikaat te krijgen dat zij niet in een gezin passen... maar is dat wel zo? Passen zij niet in een gezin of durven wij - hulpverleners en ouders - de intensiteit van hun emoties niet aan? 

Dit zijn immers kinderen waarvoor het protocol niet werkt, die niet blijvend reageren op al onze prachtig beschreven evidence based behandelingen. Dit zijn kinderen die van ouders en hulpverleners voortdurend flexibiliteit vragen, maar vooral op zoek zijn naar echte verbinding. Een echte bestendige intermenselijke relatie. Dit zijn de kinderen die allereerst behoefte hebben aan comfort and joy. 

Comfort en Joy zo stelden vandaag Dan Hughes en Jonathan Baylin zijn nodig om ervoor te zorgen dat het kind kan herstellen van het relationele trauma dat hem of haar in het begin van het leven, voor de pleegzorg of adoptieplaatsing, is overkomen. Door het kind te helpen de pijn te voelen, het trauma te integreren, zijn eigen verhaal te (her)schrijven met een nieuwe betekenis, samen en in verbinding met een gehechtheidsfiguur, kan het kind ervaren hoe heerlijk het is om blij te zijn, om echt intens te genieten.

Kinderen die veel stress en separaties hebben meegemaakt, ervaren 'blocked trust', sterker nog - neurowetenschappen tonen aan dat hun brein het vermogen tot vertrouwen blokkeert. Niet zomaar, maar uit zelfbescherming, zo stelt Jon Baylin. Deze kinderen  leren al vanaf de eerste dag in hun leven, of soms al daarvoor, dat volwassenen niet te vertrouwen zijn en zij kunnen niet anders dan de pijn van deze ervaring blokkeren. Daarin zijn ze effectief maar zo effectief dat ze  niet alleen pijn voorkomen maar ook zichzelf beletten plezier te ervaren. Dat is voor hen de enige manier om te overleven in een wereld zonder zorg, liefde, voorspelbaarheid, betrouwbaarheid en sensitiviteit, een wereld zonder comfort and joy. 

Dat is nogal wat. Zelfbescherming waardoor je om te overleven jezelf het plezier van intermenselijke verbindingen ontzegt....als dat de basis van je leven is. 

Pleeg of adoptieouders die - op een later punt in het leven van dit kind - voor dit kind gaan zorgen willen het juist overladen met comfort en joy - beiden zijn immers zo gemist. Het kind geven wat het gemist heeft. Maar wat als het kind dit niet zomaar kan ontvangen?  Hoewel het kind hier intens naar verlangt, kan het dit niet aan: wat mooi is, wat te mooi is moet meteen weer kapot..... 

Hoe het verhaal verder gaat, kennen we allemaal: afweer, wisselende stemmingen, boosheid. Allemaal direct te herleiden op supersnelle processen in ons brein. Natuurlijk doet dit ook wat met de nieuwe ouders.. als een kind niet kan vertrouwen, kan de ouder geen relatie bouwen en onstaat er naast 'blocked trust' bij de ouder 'blocked care' oftewel geblokkeerde zorg. Mooie boel is dat: welwillende en capabele ouders, een kind dat het zo nodig heeft maar allebei 'op slot'. Wat nu? 

Laat ik eerst zeggen wat er NIET moet - juist kinderen die nooit de ervaring gehad hebben dat ze geliefd kunnen worden om wie ze zijn, dat mensen plezier hebben in het gewoon bij hen zijn, juist deze kinderen reageren NIET op straf, beloning of op gedragsregulatie. Deze kinderen - en hun ouders - hebben een nieuwe ervaring nodig om als tegengif te fungeren tegen alles wat er gebeurd is. Reparatie binnen de relatie geldt als basis voor nieuwe ervaringen - straf (en zeker vergelding) moet vermeden worden. 

'It takes an experience to antidote an experience'  : immers in een ervaring worden nieuwe verbindingen gelegd in het brein, in een ervaring en het delen van moeilijke emoties, zoals verdriet en emotionele pijn, ligt de - soms zware weg naar het (leren) beleven van vreugde. 

Hoe kom je dan bij zo'n ervaring? Een in VS, Canada en UK beproefde -maar voor Nederland nog nieuwe - weg is Dyadic Developmental Psychotherapy (www.ddpnetwork.org). Dit is een attachment based ouder-kind therapie, beschreven door Dan Hughes,  waarbij ouder en kind samen, onder (bega)leiding van de therapeut betekenis zoeken naar hetgeen een kind is overkomen. Het zoeken naar het verhaal van het kind, de ervaringen en overtuigingen die het kind heeft meegekregen over zichzelf en deze delen in de intersubjectiviteit van de therapy, in volledige afstemming van affect, aandacht en intentie en het kind helpen woorden te geven aan wat er gebeurt zijn helend. Emoties spelen daarbij ook een rol: het verdriet dat onder de boosheid of angst ligt mag er zijn want samen met ouders en therapeut is het te dragen. Als het verdriet er geweest is, komt er ruimte voor plezier en vrolijkheid. Dan legt het brein verbindingen en laat oude verbindingen verbreken. Prachtig en helder beschreven in 'brain based parenting' waarvan in het najaar van 2014 de Nederlandse vertaling verschijnt bij Hogrefe.

Tijdens twee studiedagen gewijd aan DDP illustreerden Baylin en Hughes het bovenstaande en met (voor)beelden, van het brein en van therapiesessies. Zij werden daarin aangevuld door Engelse DDP therapeuten die stukken van hun werk lieten zien, zowel in adoptie- als pleeggezinnen maar ook in residentiële zorg. Inspirerend. Hoopgevend. De relatie en ontmoeting, compassie en empathie, zorg en aandacht, intersubjectiviteit en afstemming, comfort en joy.  Bij mij zindert alles nog na - een aanpak die we veel en veel breder zouden kunnen - en wat mij betreft moeten - omarmen. 

Bring in the family en geef haar gereedschap voor comfort en joy! 

© Anneke Vinke 11.11.2014


Nov. 2014 In Walsall, net noordelijk van Birmingham, vonden de tweede Dyadic Developmental Psychotherapy Studydays plaats - voor de tweede keer in vijf jaar tijd kwamen therapeuten getraind in dyadic developmental psychotherapie bij elkaar. In vijf jaar tijd gegroeid van een handjevol enthousiaste mensen naar een ware gemeenschap van meer dan 140 clinici in de UK - en een kleine handvol buitenlanders uit Finland, Nederland en Ierland. De uitdaging is om ook in Nl. DDP groter te maken en om onderzoek van de grond te trekken. In Nederland zijn circa 20 therapeuten getraind in DDP - 

Tot mijn grote spijt kon ik de auteurs van de Richtlijn Problematische gehechtheid die op 11.11.2014 online kwam, niet overreden tot opnemen van DDP in de interventiemodaliteiten. Wellicht bij een update. 

zondag 28 september 2014

From the Cradle to the Grave

From the cradle to the grave stelt Bowlby - de grondlegger van de gehechtheidstheorie - gehechtheid is belangrijk from the  cradle to the grave. Als kinderpsychologe ben ik van oudsher erg gefocused op die wieg en de start van gehechtheidsrelaties, de overdracht van ouders naar kind en het zo nodig repareren en herstellen van moeizame relaties. Daar komt van alles bij kijken. Parallelen, anekdotes ook in mijn prive-leven in ons gezin met drie opgroeiende kinderen: gehechtheid is overal. Letterlijk overal - to the grave is zo maar ineens ook mijn leven binnengekomen - enig kind ben ik en mijn ouders zijn de figuurlijke krakende wagens die een lang leven beschoren is. Helaas niet zonder allerlei voor hen heel nare ongemakken. Volledig afhankelijk van zorg, verzorging, verpleging beiden bijna 90 jaar oud en immobiel. Ze wonen sinds 2,5 jaar om de hoek en dan merk ik ineens hoe zwaar de gehechtheidsrelaties tellen. Hoe ingewikkeld het kan zijn voor oude mensen om weer te wennen aan nieuwe verzorgsters, aan wisselingen in routine, andere gezichten, andere aanpak. Hoe zeer dat hun kwaliteit van leven daardoor wordt bepaald. 

Gehechtheid gedijt bij stabiliteit, voorspelbaarheid. Waar we voor kleine kinderen regelen dat er op een KDV een beperkt aantal verzorgers is, leveren we onze ouderen uit aan legers verschillende werkstudenten en tijdelijke invalkrachten. Een klein kind reageert op te veel separaties en wisselingen met onveiligheid en ik zie dezelfde parallel bij mijn ouders. Waar het leven verstilt, het kringetje kleiner wordt, wordt veiligheid ontleend aan de relaties met verplegers, verzorgers, nachtbroeders. Aan hun vermogen empathisch te zijn, te troosten, angsten weg te nemen. Daar waar dat wel gebeurt stel ik me voor dat ouderen zich prettiger voelen, minder pijn, angst en onlust ervaren en daarmee ook minder geld kosten en meer plezier hebben en uitstralen. Alleen maar winnaars. Maar dat is er niet.  Juist daarop wordt bezuinigd en ik schaam me, schaam me diep voor politiek en instellingen die de menselijke maat vergeten. De maatschappij die praat over compassie, gemeenschapszin en participatie maar daar niet de randvoorwaarden voor schept en er al helemaal geen geld voor over heeft. Een maatschappij die verarmt en verschraalt en daarmee meer ongelukkige, eenzame ouderen heeft dan verantwoord is. 

Mijn pleidooi: allereerst als onderzoeker om eens naar de gehechtheidsrelaties van ouderen te kijken, naar een optimaal aantal verzorgers en naar een gehechtheidsconsistente aanpak en de effecten daarvan op kwaliteit van leven. Daarnaast heb ik als dochter van twee oude, zeer hulpbehoevende ouders, de wens dat er continue, stabiele en voorspelbare zorg komt. Daar ligt een uitdaging voor gemeente en voor organisaties. Jeugdzorg, ouderenzorg - niet alleen kijken naar protocollen en geld, maar vooral ook naar de basis en er is maar een basis in het mensenleven: dat is de relatie. Daar ruimte voor maken is essentieel. 

© Anneke Vinke 

27 september 2014

zaterdag 12 april 2014


Adoptie anno 2020: een wensenlijstje… 


Wat vraagt de toekomst van de adoptieketen? Wat moet er in de nieuwe wet staan? 
Die nieuwe wet ligt al jaren op de plank en hoewel er veel inhoudelijk werk verricht is met een evaluatie in 2004 een werkconferentie in 2011 is er nog geen nieuwe wet. Tijd dus om te herijken. We leven inmiddels 10 jaar na de evaluatie van de wet. Er verandert veel in het veld. 
Fijn was het dat er op  20 maart een werkconferentie georganiseerd door de samenwerkende zes Vergunninghouders was georganiseerd. Een groot deel van het adoptieveld was uitgenodigd, helaas ontbraken sommige organisaties: ik miste de United Adoptees International en Basic Trust, beiden belangrijke spelers in het veld. Persoonlijk vind ik dat jammer want juist in de verbinding schuilt de kracht zo stelde een van de sprekers: alleen ga je sneller, samen kom je verder. Het hele veld verbinden en betrekken is wat mij betreft een must.

In 2013 bereikten we een historisch laag aantal van 401 kinderen die naar Nederland kwamen, het doet me denken aan de jaren ’90 toen de aantallen rond de 500 schommelden. Deze 400 kinderen komen naar Nederland om hier voorgoed te wonen, bij ouders die zijn voorbereid, gescreend en betrokken. Mensen die door het vuur willen gaan voor hun kind, sensitieve ouders die voor goed verlopende adopties zorgen, meestal - soms ook niet. Vaak is er ook net wat extra steun of zorg nodig. Dat leert onderzoek ons ook. 

De praktijk wijzigt. Daarbij is de verschuiving in leeftijd van de kinderen het eerste dat opvalt: de leeftijd bij aankomst wordt hoger. Er is ook politieke druk om de wettelijke adoptabele leeftijd (nu 6 jaar) te verhogen. Daarnaast worden meer kinderen met een special need, een speciale medische of sociaal emotionele opvoedingsbehoefte,  geadopteerd.  Plaatsing van meerdere kinderen tegelijk maakt al sinds jaar en dag ongeveer 15% van alle adopties uit - dat aantal lijkt ongeveer stabiel. Wat is er nodig om de kinderen die nu binnenkomen echt een goede toekomst te bieden en wat is er nodig om de  ontwikkeling van de geadopteerden die tot op heden binnen zijn gekomen te borgen?

In de ochtend kwamen drie sprekers aan bod, een volwassen geadopteerde vertelde zijn indrukwekkende ervaringsverhaal, de Vergunnighouders bespraken op duidelijke wijze trends en ontwikkelingen in het veld en de principal legal officer van de Haagse Conferentie vergeleek de uitvoeringspraktijk in enkele van de 93 landen die aangesloten zijn bij het Adoptieverdrag. Shokkend vond ik (weer) dat maar 50% van alle adopties wereldwijd onder het verdrag valt, dat maar de helft van de kinderen wordt beschermd door de (minimale) standaarden van dit kinderbeschermingsverdrag. Dat terwijl we internationaal adoptie scharen onder een civielrechtelijke maatregel met kinderbeschermingssignatuur. Dit geeft te denken.

In de middag werd er gediscussieerd om zo te kijken hoe we samen een toekomstbestendige adoptieketen kunnen garanderen. Sommigen verzuchtten: could we start again please… wat zou je doen als we helemaal opnieuw konden beginnen met adoptie in Nederland? Dat is een vraag die ik dolgraag aan de Staatssecretaris voor zou leggen: hoe zou U het nu doen als we gewoon de hele keten opnieuw konden inrichten? 
Wat dient de kinderen die op adoptie wachten het beste? Een vraag die mij ook al jaren puzzelt. Adoptie is een leven lang.  Hoe kunnen professionals, politici, beleidsmakers, adoptieouders, geadopteerden, moeders die hun kind afgestaan hebben en adoptie organisaties ervoor zorgen dat adoptie zo goed mogelijk verloopt? Zijn er schakels in de keten die anders kunnen? Wat zou een optimaal adoptieproces zijn?  Een uniform proces dat vastgesteld is voor alle organisaties, dat het kind centraal houdt in elke fase van het proces en heel strikt voor ogen houdt wat adoptie beoogt, namelijk het aller allerlaatste middel zijn om kinderen voor wie gezinsopvoeding niet in het geboortegezin plaats kan hebben, toch in een gezin groot te laten worden. 

Ik heb - na ruim 20 jaar in dit veld te werken - wel een wensenlijst , die ik in 2011 al noemde maar nu wat heb ge-update - ik kies de 11 belangrijkste punten eruit: 

1.Faciliteer het recht op adoptiezorg (Overheid - VWS en Gemeenten/VNG).
Toelichting: 
Beschouw adoptie als een langdurige en blijvende zorgvariant voor kinderen die niet in hun geboortegezin op kunnen groeien, zowel binnen Nederland als daarbuiten, en richt de zorg daaraanovereenkomstig in (doorlopend in de volwassenheid - met aandacht voor cultuur, afstamming, contact met ouders en context) - een verbinding op onderdelen met perspectiefbiedende pleegzorg (opvoedingsvariant) ligt voor de hand en komt voorzichtig van de grond. 

2. Sluit aan bij de aspirant ouders - kies een ontwikkelperspectief (Stichting Adoptie Voorzieningen
Toelichting: 
Werk in de voorlichting en voorbereiding vanuit een ontwikkelingsperspectief: als eerste stap de informatie en als tweede een opstapje naar ouderschap. De ouder moet ouder worden en heeft ontwikkelbare competenties voor adoptie-ouderschap nodig. Overweeg de voorlichting daartoe in de tijd te splitsen -een deel voor en een deel na het raadsonderzoek (conform Van Tuyll - plan uit de jaren ’80/’90).

3. Sluit risico uit en focus op ontwikkelbare  competenties (Raad voor de Kinderbescherming)
Toelichting:
Blijf aspirant ouders screenen op risico. Als risico te groot wordt bevonden, kan er niet geadopteerd worden. Wees helder in de inhoudelijke toetsingscriteria. Screen ouders vervolgens op ontwikkelbare competenties, vanuit specifieke SN zorgprofielen van kinderen en ondersteunings- en eigen ontwikkelings (on) mogelijkheden: noem dit het matchingsprofiel van de ouder(s). Adviseer daaraan overeenkomstig.
4. Maak twee rapportages (Raad voor de Kinderbescherming)
Toelichting:
Leg de toetsing en beoordeling vast in een rapport dat naar de Centrale Autoriteit gaat en op grond waarvan het advies tot wel of niet verlenen van een beginseltoestemming tot stand komt. 
Maak een tweede rapport (of inhoudelijke bijlage) met een overzicht van belangrijke informatie - zo mogelijk een matchingsprofiel van de ouders - op grond waarvan de (te ontwikkelen) opvoedingskwaliteiten van aspirant ouders specifiek gematcht kunnen worden aan de opvoedingsvraag van een specifiek kind. 

5. Maak een zorgprofiel per kind (Vergunninghouder)
Toelichting:
Zorg dat er van elk kind een degelijk medisch en psychologisch rapport is dat zich uitspreekt over de opvoedingsvraag van dit kind. 
Bespreek medische  en psychologische rapportage ten behoeve van matching altijd voor het voorstel in een multidisciplinair team bestaand uit kinderarts, psycholoog en maatschappelijk werker, geadopteerde en adoptieouder (een soort van mini adoptiepanel zoals in de UK) en bespreek wat dit  kind voor specifieke ontwikkelings en opvoedingsvragen heeft. Leg de bespreking vast en maak een kindspecifiek zorgprofiel.

6. Match zorgprofiel aan competentieprofiel van ouders (Vergunninghouder)
Toelichting:
Match inhoudelijk op zorgprofiel van het kind versus opvoedings- en zorgcompetenties van het gezin samen met mogelijkheden voor ondersteuning van een specifiek gezin - dit laatste afhankelijk van jeugdzorgregio (denk aan bereikbaarheid van voorzieningen). Laat die matching plaatsvinden in hetzelfde multidisicplinaire team als onder 5. genoemd is.

7. Screen alle kinderen die binnenkomen medisch en psychologisch (Gemeente/VWS). 
Toelichting:
Breid de medische screening na aankomst in Nederland uit met een psychologische screening. Koppel daar naar bevinden een adoptie-zorg plan aan. Laat dit door een centraal diagnostisch centrum met landelijke indicatiebevoegdheid accorderen en door een adoptiewerker coördineren - een ‘adoptiepoli’. Neem dit op in het reguliere zorgstelsel. Borg daarbij de overstap na het 18e levensjaar voor hen die het nodig hebben naar de volwassenzorg.

8. Borg adoptie-alerte hulpverlening bij gemeenten - en landelijk : (jeugd)zorg (VWS/VNG)
Toelichting:
Herstel het netwerk van Aandachts Functionarissen Adoptie, zorg dat er in elke gemeentelijke regio een AFA is. Betrek hen bij de organisatie van adoptiezorg en zorg voor directe verbinding staat met een landelijke adoptiepoli/expertisecentrum.
Ontwikkel een richtlijn hulpverlening bij adoptie en afstand, die gebruik maakt van informatie uit de al verschenen richtlijn gehechtheid en de binnenkort te verschijnen richtlijn Pleegzorg. Stel attachment en trauma focused interventies voor ouders en kind samen centraal (bv. VIPP SD, VIB, DDP, Fasetherapie, Theraplay, Sensorimotorpsychotherapy, EMDR). 

9. Monitor het verloop van adopties en stel elke vijf jaar beleid bij op grond van die monitor (VWS/ V&J/VNG i.s.m. Wetenschap/leerstoel Adoptie en ADOC)
Toelichting:
Zorg voor een consistent en adequaat systeem dat beleidsmatige en inhoudelijke informatie genereert over context en verloop van de adoptie -  een ‘centraal adoptieregister’ (conform tweelingregister) is m.i. onontbeerlijk. Overweeg met adoptie-organisaties en geadopteerden of daar andere informatie ook aan gekoppeld moet worden (dossiers, info uit geboorteland, DNA).
Houd in het algemeen de cijfers meer systematisch bij, zorg dat er geen gaten in zitten zodat alle relevante beleidsinformatie uit de cijfers gehaald kan worden. Dit vergt mogelijk een nieuwe opzet van het registratiesysteem (hierom verzoek ik al sinds 1994)

10. Zorg dat alle bij adoptie betrokken organisaties en instanties opereren vanuit state of the art wetenschappelijke inzichten (VWS/ V&J i.s.m. Wetenschap i.c. leerstoel Adoptie en ADOC)
Toelichting:
Onsluit op systematische wijze recente wetenschappelijke inzichten voor geadopteerden, hun ouders en beroepskrachten via nieuwe media  - daartoe kan e-learning worden uitgebouwd bv. aan de hand van de reference data base van het adoptie driehoek onderzoeks centrum (ADOC) - te denken valt aan Webinars, digitale kennisdossiers voor ouders, kinderen, professionals etc. Zorg ervoor dat de professionele scholing geaccrediteerd is en dus telt voor herregistraties. Verbind dit met pleegzorg om zo een grotere groep te kunnen laten profiteren van de kennis. 

11, Faciliteer zoektochten en rootsreizen (Vergunninghouders, VWS, BuZa)
Toelichting:
Niet alle geadopteerden willen informatie of op rootsreis, maar voor hen die dat wel willen, ligt er een taak bij de overheid om dit te faciliteren. Kijk of er fondsen zijn of gemaakt kunnen worden voor die geadopteerden die informatie willen zoeken of hun land willen bezoeken maar er geen financiële middelen voor hebben. 

12. Handhaaf het subsidiariteitsprincipe- ondersteun geboorteouders, voorkom adoptie zoveel mogelijk 
Toelichting
Hulp aan moeders, gezinnen die zo knel zitten dat ze niet (nog) een kindje kunnen opvoeden moet voorop staan. Adoptie voorkomen zou het devies moeten zijn. Als dat om welke reden (gezondheid bv.) niet gaat of als kinderbescherming ingrijpt en een kind niet bij ouders op kan groeien is er de morele plicht om een ander gezin te zoeken die het kind goed en continue zullen opvoeden.

En dan… hoe financieren we dit alles? Dat is - zeker in tijden van recessie - een puzzel. Een deel zal uit algemene overheidsgelden kunnen komen, immers het deelnemen aan internationale verdragen betekent ook dat uitvoering geborgd moet zijn. Een ander deel kan uit het veld komen en mogelijk is er een derde deel dat uit gelden van organisaties die zorg leveren kan komen want adequate adoptie-zorg kost wel geld maar levert ook veel op, zeker op de lange termijn.  Bij het faciliteren van adoptie hoort ook het adequaat vormgeven van proces, sturen op inhoud, vanuit wetenschap en gebruik maken van kennis en ervaring van iedereen die bij adoptie betrokken is, ervaringsdeskundigen, beleidsmakers, hulpverleners, professionals, wetenschappers - alleen door in dialoog te blijven en elkaar aan te vullen kunnen we een keten vormgeven die echt aansluit bij wat geadopteerden en hun gezinnen nodig hebben. 


© Anneke Vinke, 2011 /2014

woensdag 19 februari 2014

The day after


Iedereen kent the day after - de dag nadat er iets in je leven of in de wereld voorgoed veranderde. Vandaag is het the day after - the day after de nieuwe jeugdwet. Boosheid, verdriet, ongeloof alles is langs gekomen zoals dat hoort bij grote life-events. Toch is het gebeurd. De Senaat heeft in meerderheid gekozen voor vorm en schuift de inhoud naar de zijlijn. Het is niet meer te veranderen. We moeten er mee verder. Ook de tegenstanders zoals ik.

The day after is ook de dag van de kansen en herbezinning. Hoe moet het dan verder? 
De VNG staat te trappelen en zet de schouders eronder met allerlei bijeenkomsten in de VNG academie - bijeenkomsten voor bestuurders, professionals. In mijn mailbox vind ik uitnodigingen om contracten te sluiten met gemeentelijke regio’s (mind you ook met regio’s buiten mijn eigen regio!). Hoe gaat dit verder? Ik weet het niet. In mijn praktijk neem ik een stap per keer en blijf doen wat ik altijd al deed: contractvrije zorg verlenen gericht op gehechtheid en verwerking van trauma aan een van de meest complexe doelgroepen die ik ken, geadopteerden en jeugdigen in pleeggezinnen en hun ouders. 

Wat zijn de lessen uit het verleden vroeg iemand mij toen ik cynisch opmerkte dat deze transitie werkelijk woordelijk dezelfde basis heeft als die in de jaren negentig. Sterker nog ik vermoed dat ik de sheets van een presentatie over BJZ 1998 die ik  hield voor toenmalig Staatsecretaris Kalsbeek en haar delegatie - toen op werkbezoek  bij BJZ Utrecht-  nog wel ergens kan opdiepen...  .. hun inhoud verschilt echt amper van die van de transitie nu. Wat is er geleerd? Het antwoord van de bestuurders blijft uit.

Voor mij is de grootste les dat we ECHT moeten durven samenwerken, professionals, beleidsmakers en cliënten,  los van kaders. Als dat lukt kan de transitie slagen. Als dat lukt kunnen cliënten in hun kracht gezet worden en hun weg vinden. Als dat niet lukt is de ramp niet te overzien, dan kunnen we alle vormen van volwassenopvang en hulp (psychiatrie, daklozenopvang, WW, gevangenis) maar beter groots neerzetten want daar komt dan nog meer behoefte aan: niet optimaal geïnvesteerd in de jeugd betekent dat de maatschappij de rekening later (en hoger!) betaalt. Overigens wassen ook dan bestuurders hun handen in onschuld want dan heeft de jeugdzorg het ook weer gedaan… Ik hoop vurig dat mijn cynisme onjuist blijkt. Het risico is groot. De Senaat heeft het risico beoordeeld als acceptabel. Nu gaan we verder.

Hoe gaan we verder, met wat we geleerd hebben en met de (lovenswaardige) transitiedoelstellingen in ons achterhoofd? Welke geleerde lessen mogen we niet vergeten? Ik denk dat het volgende voorop moet staan: 

  • Zet nu eens eerst de inhoud neer: vanwege de tijd moeten we leentjebuur spelen bij de UK maar dat kan ook. Daar is inhoud goed op orde. Kies ervoor om LANDELIJK het Framework for the assessment of children in need and their families leidend te laten zijn. Kies dit als landelijk kader. Ga dan locaal de vorm bepalen.
  • Laat cliënten zoveel mogelijk de regie houden en meedenken over vorm en inhoud. Denk  daarbij eens aan het opzetten van beoordelingspanels, child hearings etc. zoals in de UK waar professionals en cliënten tezamen de meest ingewikkelde casuïstiek beoordelen en het kind zelf gehoord wordt.
  • Laat privacygevoelige info alleen toegankelijk zijn voor hen die beroepsmatig een beroepsgeheim hebben (BIG registratie en/of registratie bij beroepsvereniging die dit borgt)
  • Ga nooit  op de stoel van de professional zitten tenzij je zelf ook hun opleiding en ervaring hebt: honoreer het feit dat de jeugd (GGZ) professional een veelal academische opleiding aangevuld met postacademisch onderwijs van jaren achter de kiezen heeft en denk niet dat je dat met een paar dagen cursus kan inhalen. Kies ervoor als gemeente voor de vorm en beleid te gaan en laat de inhoud door de professionals borgen. Honoreer elkaars expertise: werk echt samen.
  • Zet een goede toegang/ start van het traject op waarbij ofwel een panel dan wel een multi disciplinair  diagnostisch onderzoek door de hoogst opgeleiden de start van het traject vormt - zo voorkom je dat te lichte hulp klachten laat verankeren (en dus duurder uit is op den duur)
  • Borg de transitie naar de volwassenenzorg voor hen die dit nodig hebben. 
  • Voor de financiering: kijk eens naar de Cost Calculator van Loughborough University.
  • Houd ruimte om buitenregionaal te gaan behandelen of te laten behandelen voor hen die  bijzondere expertise nodig hebben (geadopteerden bijvoorbeeld)

De day after laat het veld met enorme vraagstukken zitten - het is naïef te denken dat deze transitie zonder meer beter zal lopen dan die in de jaren ’90. Zeker omdat niemand van de bestuurders die ik sprak mij antwoord kon geven op de vraag: wat heeft u geleerd van de vorige transitie….Het is nog niet te laat om terug te kijken, maar er moet ook nu gehandeld worden. 

Laten we dan echt luisteren naar elkaar, elkaars expertise honoreren, professionals samen met cliënten voor inhoud, gemeente voor vorm. Heb lef om de inhoud de vorm te laten bepalen. Daarvoor is het hopelijk nog niet te laat. Dat is de kans van de day after.

Anneke Vinke

zondag 12 januari 2014

Wie heeft lef genoeg om de transitie jeugdzorg te keren?


Jeugdzorg werkt niet. De jeugdzorg moet efficiënter. Bovendien moet onnodige etikettering vermeden worden, overmedicalisering ophouden en moeten gezinnen hun kinderen zelf weer gaan opvoeden. Als dat niet gaat dan is het zaak dat men gebruik maakt van het eigen netwerk, de buurt, de familie, de vrienden. Zo’n beweging kan alleen maar gefaciliteerd worden door de gemeente: zij staat immers het dichtst bij de burger, kent de structuren op de hoek en kan snel inspringen. 

Wat een mooi beeld. Prachtig bedacht vanachter het bureau, de ivoren toren van de ambtenarij, politici die geld willen besparen en denken dat ze na het lezen van een enkele nota, een veldbezoekje of ronde tafelgesprek weten hoe jeugdzorg werkt. Aangevuld en ondersteund met de rekenmodellen in Excell of wat dies meer zij. Creatief omgaan met cijfers, schuiven met poppetjes en kijk het past. De transitieplannen zijn een feit. De vragen en zorgen van het veld ook. 

Ik zou zo graag de gemeenten willen vragen of ze denken dat ze dit echt kunnen? Los van  het je gevleid voelen, kansen zien, mogelijkheden. Wees eerlijk. Los van de wens. Los van de macht. Soms wensen mensen dat ze iets zouden kunnen, maar kan dat dan ook? In der Beschränkung zeigt sich der Meister zeggen ze in ons buurland. Hoeveel zelfreflectie durven gemeenten te hebben?  Zonder enige schroom durven toegeven dat een toebedeelde taak niet tot je expertise veld behoort dat vraagt lef. Wie heeft zoveel lef in Nederland? De VNG?

Daarbij bekruipt me een déjà-vu: nu we allemaal wat langer meelopen, herkennen we ook eerder de bewegingen die in het verleden al gemaakt zijn. Zagen we niet dezelfde argumenten bij de transitie naar BJZ? De verschuiving van centraal naar provinciaal? Een loket, hulp dichtbij huis, een regisseur, lokale aanbieders… wat is er dan zo vernieuwend wanneer de jeugdzorg naar de gemeenten gaat? Verdere versnippering, ongelijkheid, onduidelijkheid lijkt de boventoon te voeren en wordt onder de mantel van ‘gemeentelijke autonomie’ afgedekt: 41 jeugdzorgregio’s die elk het wiel gaan uitvinden. Elke regio eigen keuzes, elke regio een eigen (lees: ander) zorgaanbod.... Er lijkt weinig sprake van historisch besef ten aanzien van wat we geleerd kunnen hebben van de transitie in de jaren negentig… Durven gemeenten dit te zien? Te leren van het verleden? De fouten te (h)erkennen? Hebben zij zoveel historisch besef? Hebben zij zoveel lef? 

Ik zou zo graag de politiek, specifiek de Eerste Kamer, uitdagen om ‘out of the box’ te denken en het veld terug te geven aan de jeugdzorg en jeugd-ggz professionals. 
Dat de gemeente een deel van de regiefunctie op zich neemt, is op zich een goed idee mits dit echt door het belang van het kind gestuurd wordt. Wat ontbreekt is een inhoudelijk psychologisch-pedagogisch kader.  Goede zorg voor jeugd VEREIST een landelijk inhoudelijk gefundeerd kader, met uitvoering door lage overheden. Een kader dat gemaakt en bewaakt wordt door inhoudelijk deskundigen: wetenschappers, ervaren therapeuten, hun beroepsverenigingen en ervaringsdeskundigen (cliënten) en hun organisaties. Dat vraagt ook lef van politici: lef om de plannen te kantelen en gemeenten te dwingen de inhoud van jeugdzorg leidend te laten zijn.  

Stappen we even over het kanaal, dan zien we dat in Engeland, Wales en Schotland wel gekozen is voor een dergelijk model waarbinnen zowel professionals als ervaringsdeskundigen een rol spelen en GGZ samen  met jeugdzorg in brede zin verantwoordelijk zijn. De professional leidt, de landelijke overheid biedt het kader, de locale overheid faciliteert.  Is dat systeem perfect: nee - helaas niet - maar het is in elk geval een systeem dat ontworpen is vanuit het belang van het kind (en diens gezin) en niet vanuit het (eigen) belang van bestuurders, of organisaties. Een systeem waar ‘elk kind en elk gezin telt'  en waarbij elke dienst en elk aanbod gekeken wordt of dit wel kind-en gezinsgericht is. De autonomie van de client centraal en niet die van de gemeente met  daarbij een verplichtende structuur vanuit de overheid - een wetenschappelijk verantwoord kader waarbij Evidence Base, Practice Base en Value Base hand in hand gaan zodat daadwerkelijk goed hulp verleend kan worden: bewezen effectief, gefundeerd in recent onderzoek en ethisch/moreel verantwoord. Voor zo’n stelsel loop ik zeker warm: inhoud centraal. Laten we nu de koers wijzigen, nu het nog kan  Het vraagt om lef van alle betrokken om de transitie NU te wijzigen naar een inhoudelijk stevig systeem dat echt het kind en diens gezin centraal stelt. Wie durft? 


© Anneke Vinke 
Januari 2014


"there can be no keener revelation of a society's soul than the way it treats its children” Nelson Mandela