vrijdag 2 september 2016

Het wezenlijke is onzichtbaar voor het oog

Het wezenlijke is onzichtbaar voor het oog

Zoals de kleine Prins veel geduld en tijd nam om de vos tam te maken, zo hebben hulpverleners veel geduld en tijd nodig om gezinnen met kinderen die gedesorganiseerde gehechtheid laten zien echt te helpen. 

Bruce Perry zei het zo mooi ‘ 
“One size fits all” approaches rarely meet the needs of the individual - more often they meet a need of the provider (or system)” 

Zo is het helaas vaak: we willen controleren wat niet te controleren valt, namelijk een proces. Door het proces ruimte te geven en aan te sluiten bij de kracht van gehechtheid en de kracht van herstel, kan er ook daadwerkelijk een verandering bewerkstelligd worden. 

Dit is geen eenvoudig proces, het vraagt nabijheid van de therapeut en een groot scala aan therapeutische interventies die ingezet kunnen worden om het doel van een zo veilig mogelijke gehechtheidsrelatie te bereiken. 

Mijn pleidooi is geen pleidooi voor een protocol of voor een behandelmethodiek die DE oplossing zou bieden, mijn pleidooi is dat voor een Mix and Match aanpak per kind, per gezin waarbij de werkzame elementen uit diverse bekende en minder bekende - maar altijd theoretisch goed onderbouwde - methoden in te zetten zijn. Dit betekent ook dat er  altijd  behandeling mogelijk is - dat er geen exclusiecriteria zijn! Onbehandelbare patiënten bestaan niet!

Welke onderdelen zitten er altijd  in de behandeling? Wat mij betreft is dat contact, dyadisch werken, traumabehandeling, psycho-educatie, zowel over gehechtheid als over affectieve neurowetenschappen - mogelijk vloeit er ook behandeling voor ouders zelf uit voort. Dat laatste is nodig om te voorkomen dat ouders in ‘blocked care’ terecht komen, dat ze niet meer kunnen genieten en zich niet meer goed voelen in hun rol als ouder.

Volhouden, geduld, eindeloos geduld zijn voorwaarde voor behandeling van onveilige gedesorganiseerde gehechtheid. Dat vraagt een beschikbare behandelaar want dit is een parallel proces.  De behandelaar zet wat mij betreft altijd ouder-kind therapie in volgens de principes van Dyadic Developmental Psychotherapy. Voor traumaverwerking kan een combinatie gemaakt worden tussen EMDR en Sensorimotor Psychotherapy, Attachment Story Telling is een wezenlijk onderdeel van de therapie en oefeningen voor (zelf) regulatie al dan niet ondersteund met neuro of biofeedback horen er ook bij. Speelsheid en grenzen kunnen via Theraplay activiteiten een plek krijgen. Op deze manier krijgt geen enkel kind meer het predikaat ‘onbehandelbaar’ - resultaten zullen wisselen maar bij elk kind valt een stap vooruit te zetten. De ene keer groter dan de andere. 

Aanvullende interventies kunnen nodig en zinvol zijn, denk aan videofeedback, sensorische integratie therapie, neurofeedback, therapeutisch paardrijden, dramatherapie, psychomotore therapie, sportieve activiteiten, yoga en mindfulness. Eigenlijk betekent het bovenstaande dat bij de behandeling van complexe gehechtheidsproblemen mijns inziens nooit kan worden volstaan met een standaard protocol, ook is definitief afsluiten zelden aan de orde. Langdurige behandeling op maat, met een ‘terugkeergarantie’ is voorwaarde om blijvende resultaat te kunnen bereiken. Want ‘people make the difference in others people’s lives, not programmes!” 

Het wezenlijke dat onzichtbaar is voor het directe oog is het contact en het vertrouwen waarop relaties gebouwd worden zodat het kind samen met zijn of haar ouders de wereld weer aan kan.

Immers, net zoals bij de kleine prins en de vos: de vos wil graag tam gemaakt worden. Elk kind, elke mens zoekt op een eigen manier naar relationele nabijheid. Het is aan ons als hulpverleners om iedereen de voor hem of haar passende handvatten daarbij aan te reiken. Het is aan beleidsmakers om hulpverleners daarin te vertrouwen en ruimte te geven, ook de financiële ruimte. Hulp op maat, theorie en evidence gestuurd. 

© Anneke JG Vinke  - bovenstaande tekst is de 'elevator pitch' waarmee ik op 1 september 2016 mijn bijdrage aan het Congres Preventie en Behandeling van Gehechtheidsproblemen, georganiseerd door Bohn Stafleu en Van Loghum, mocht afsluiten.




woensdag 15 juni 2016

Balans opmaken

De transitie jeugdzorg is anderhalf jaar oud. Politici kloppen zich op de borst: lokaal houdt men geld over, het lijkt allemaal redelijk goed te gaan en wauw wat hebben we met zijn allen een grote stap gezet. Over een nacht ijs gegaan en warempel, de gemeenten hebben het hem maar geflikt. Chapeau.

Is dat waar? Klopt deze berichtgeving? Het Chapeau in dezen is voor hondsloyale hulpverleners en voor instellingen die niet de handdoek in de ring gegooid hebben en zijn blijven werken. Hulpverleners die hun vak serieus nemen en mensen niet in de kou willen laten staan. Die de menselijke maat centraal stellen terwijl de overheid alleen maar op proces en kloppende spreadsheets focust..., want als we even onder de oppervlakte duiken dan zien we vele barsten in het ijs en menigeen is er al doorheen gezakt. 

We hadden moeten wachten tot het ijs sterk genoeg was om een zo'n mega operatie te dragen. De ijsmeesters - de professionals - waarschuwden maar de gemeenten stonden te trappelen om toch maar meteen dat ijs op te gaan. Het resultaat? Veel onvrede, wachtlijsten voor zorg, onduidelijkheid, en als klap op de vuurpijl dramatisch gedaald in de ranglijsten van kinderrechten (van een 2e naar een 13e plaats onder Tunesie en Slowakije nota bene http://www.kidsrightsindex.org).. de politiek kan 'trots' zijn op zichzelf! 

Eindeloos heeft het veld gewaarschuwd. Niemand zo doof als hij die niet wil horen... het moest en zou gebeuren en nu gaat het op veel plekken heel moeizaam... heel moeizaam. Zo  moeizaam dat het zelfs internationaal zichtbaar is in ranglijsten. Beschamend. 

Ik focus gewoon even op mijn kleine niche in de hulpverlening: gespecialiseerde hulp bij afstands, adoptie en pleegzorg gerelateerde vragen, vaak rond trauma en gehechtheid. Voorheen landelijk werkend, nu ook nog, maar dat is een crime geworden...er is nog niet zo veel veranderd sinds het begin van de transitie. Sterker nog, de meeste zelfstandigen krijgen te maken met eenzijdige tariefverlagingen door gemeenten: slikken of stikken. Tja de gemeente moet bezuinigen en daar wordt de zwakste schakel de dupe van. Wilt u een contract: dat kan: even tekenen bij het kruisje - niks onderhandelen. Eenheidsworst. Eenheidsprijs (wel elke regio een iets ander tarief). Boeteclausules, verantwoordingsrondes, cijfers aanleveren per kwartaal aan de regio, aan het CBS,  en voor volwassenen aan SBG, aan DIS. Ik hoorde een ambtenaar mompelen dat zo de 'onderzoekslast' verlicht wordt bij de instanties en dat cijfers zo direct van de bron komen. Dat is prachtig maar daar offer ik mijn vrije tijd dus aan op, sterker nog: ben wettelijk verplicht dit aan te leveren zonder daar ook maar enige compensatie voor te krijgen. Onbehoorlijk vind ik dat. 
Zou die ambtenaar dat ook doen? Al dat onbetaalde werk? Of de CBS medewerker? Of de Minister? Zouden zij hun werk blijven doen als er ineens 10% minder geld binnen zou komen en ze geacht werden per gewerkt uur een kwartier tot half uur gratis werk te leveren? 

Met de transitie zijn we er nog niet. Van alle kanten rolt het monster van de bureaucratie over de vrijgevestigde heen: we moeten een kwaliteitsstatuut maken, ROM systeem optuigen, een visitatie betalen, registraties verlengen, bijscholingen volgen (in eigen tijd: scholing betekent geen cliënten  betekent geen inkomen). Dit alles in ruil voor een uurloon dat ten minste 10% onder het NZA tarief ligt en dat lager is dan dat wat de notaris rekent voor zijn secretaresse (zie eerdere blog uit mei 2015). Wel BTW vrij, dat nog net wel.

De transitie levert torenhoge lastenverzwaring voor kleine praktijken: per gewerkt uur tot een half uur nabewerking inclusief allerlei extra administratieve handelingen via portals die maar half werken (VECOZO) of op sommige platforms nog helemaal niet werken (Mac). Tussentijdse cijfermatige rapportages die geen bal maar dan ook geen bal zeggen over inhoud en kwaliteit van hulpverlening. Ergo: voor uitvoerende gespecialiseerde, landelijk werkende eenpersoonspraktijken heb ik nog geen enkele 'lust' of verbetering kunnen ontdekken van de transitie. Sterker nog: de transitie lijkt erop gemaakt om de gemeentelijk vergoedde eenpersoonspraktijk volledig de nek om te draaien. Gelet op hoe het nu gaat, gaat dat vast lukken. Hoeveel mensen zouden al gestopt zijn?

Genoeg geklaagd. Misschien is het dan beter geworden voor de cliënt? Verschillende bronnen concluderen van niet: de kinderombudsman, Veilig Thuis, de Monitor Transitie Jeugd allen rapporteren wachttijden en misstanden. De enige conclusie kan zijn dat dit systeem niet werkt.
Natuurlijk komen er dan aanbevelingen voor verbetering maar of dat nog soelaas biedt? Als praktijken of instellingen gesloten zijn, is het aanbod weg. Daarmee leidt de transitie tot een verschraling van hulpverlening. De kinderen en gezinnen die hulp nodig hebben staan in de kou. De echte prijs daarvoor wordt pas over vele jaren betaald vrees ik.. .https://www.zorgwelzijn.nl/Jeugdzorg/Nieuws/2016/6/Link-tussen-jeugdzorg-en-bijstand-staat-vast/ - als we niet goed zorgen voor onze jeugd, komt er nog meer persoonlijk leed en uiteindelijk helpen we de maatschappij om zeep. Lekker goedkoop nu maar de echte prijs zou wel eens veel hoger kunnen uitvallen dan wie dan ook kan vermoeden.. nee... de balans die ik opmaak van de transitie valt negatief uit. Zeer negatief. 







donderdag 9 juni 2016

Op zoek naar 'the relevance of adoption"

In de eerste week van juni 2016 was de Europese adoptiewereld bijeen op Euradopt 2016. Dat wil zeggen: uit 14 landen waren 26 bij Euradopt aangesloten adoptieorganisaties aanwezig. Aan de vooravond van hun tweejaarlijkse vergadering was er een tweedaags congres getiteld ‘the relevance of adoption’. Het congres werd georganiseerd door de drie aan Euradopt verbonden adoptiebemiddelaars in Nederland en ADOC, kenniscentrum adoptie en pleegzorg.  Twee dagen zijn we gezamenlijk, deelnemers en sprekers, op zoek geweest naar de relevantie van adoptie. 

Hoe relevant is adoptie nog? Is het achterhaald? Moet je wel adoptie willen? Als we interlandelijke adoptie willen, hoe wordt er dan samengewerkt? Al deze zaken kwamen aan bod. Zowel zendende als ontvangende landen konden iets laten zien van hun adoptiepraktijk. Belangrijk gegeven is dat er nog heel veel kinderen onterecht als ‘wees’ bestempeld worden en de belangrijkste jaren van hun leven doorbrengen in kindertehuizen. Onderzoeksgegevens lieten overtuigend zien hoe slecht dit is voor kinderen. Tehuisopvoeding borgt dan wel dat je in je eigen land blijft maar de prijs die betaald wordt is er een van forse groei-en ontwikkelingsachterstanden. Gezinsopvoeding helpt kinderen zich te ontwikkelen. Dat geldt voor opgroeien in (familie of netwerk) pleeggezinnen als in adoptiegezinnen. Iedereen is het er over eens dat interlandelijke adoptie de laatste optie is - maar ook een optie die niet eindeloos moet worden uitgesteld. Ontwikkeling wacht niet en kinderen kansen bieden om gemiste ervaringen in te halen, moet met gepaste spoed gebeuren. 

Anno 2016 is het in Nederland zo dat  85% van de kinderen die geadopteerd worden een medische special need heeft - variërend van een operabele aandoening tot een blijvende (invaliderende) conditie. Dat vraagt extra zorg - de groep is klein, dus het pleidooi moet zijn om specialistische zorg te centraliseren.. 

Onderzoek liet verder zien dat adoptie meer permanentie en daardoor betere stabiliteit biedt dan pleegzorg. De cijfers van afgebroken plaatsingen liegen er niet om: tot 45% van de beoogd langdurige pleegzorgplaatsingen breekt voortijdig af. - deze cijfers zijn consistent en gelden helaas in meerdere Europese landen. De afbreukratio voor adoptie ligt vele malen lager, rond de 5% zo bleek uit Engels onderzoek. Als we daarbij de groepsgegevens nemen van ruim 1200 volwassen geadopteerden die in een korte survey aangaven dat zij overwegend tevreden zijn met hun adoptie, kan de conclusie niet uitblijven dat adoptie de meest succesvolle kinderbeschermingsmaatregel is die we kennen. De evidence base laat daar geen enkele twijfel over bestaan. 

Maar... is dit op individueel niveau ook zo? Nou dat ligt wat ingewikkelder: discussies met zaal en een ervaringsdeskundig panel, maakten duidelijk dat de een zich wel maar de ander zich niet herkende in de onderzoeksresultaten. Ingewikkeld aan de discussie, die we al ruim dertig jaar voeren, is dat het honoreren van individuele ervaringen (de practice base) nooit helemaal kan passen bij gegevens die je vindt voor een groep geadopteerden (de evidence base) .

Wat mij betreft is het een niet meer waard dan het ander, maar is er een dialoog nodig om ervoor te zorgen dat de praktijk van beide kan profiteren en er ruimte is voor het gehele palet aan ervaringen, pijnpunten en goede ervaringen,  die je tegenkomt in individuele adoptietrajecten. De zoektocht is wel hoe dat vorm te geven. Voorwaarde daarvoor is wat mij betreft ruimte bieden aan verschillende meningen, ervaringen, opvattingen,  - zonder dat er gepolariseerd wordt. Polariseren en de ander afdoen als irrelevant is makkelijk en maakt een discussie pittig maar helpt het veld niet verder. Stellen dat hulpverlening alleen helpt als de hulpverlener ook geadopteerd is of boos worden omdat een onderzoeker ook persoonlijk betrokken is bij adoptie, is mij te kort door de bocht. Dan doen we de complexiteit van afstand en adoptie onrecht.. Elkaar echt ontmoeten en horen wat de ander te zeggen heeft is veel moeilijker maar noodzakelijk willen we adoptie echt relevant maken voor elk kind dat er mee te maken krijgt, voor de ouders en gezinsleden die adoptie een plek geven in hun leven. 

Wat zijn de zaken die ik meeneem voor de praktijk, voor onderzoek, voor de discussie? Allereerst zou ik nu eindelijk wel eens de Value Base  naar boven willen halen.  Het ethisch-filosofisch debat is nodig. Thema’s als de ongelijke machtsverdeling tussen arm en rijk,  tussen westen en de rest van de wereld, tussen ervaringsdeskundigen, beleidsmakers en onderzoekers, culturele diversiteit, geldelijk gewin of het not for profit werken en dergelijke kunnen niet meer vermeden worden. Wellicht dat hier over 2 jaar bij de volgende Euradopt conferentie in Rome aandacht voor kan zijn.

Op zoek naar de relevantie betekent dat we de vraag waarom we vanuit het perspectief van het kind adoptie wel of niet moeten willen moeten bespreken. Onder welke ethische en morele condities vinden we als landen die adopteren adoptie aanvaardbaar? Als we weten dat ca. 45% van de pleegzorgplaatsingen voortijdig afbreekt - moeten we dan niet heel snel binnenlandse adoptie - met nodige zorgvuldigheid omkleed - gaan opzetten? Wat doen we in arme donorlanden, kiezen we voor projecthulp of adoptie? Kunnen we kinderen met medische special needs ook helpen in hun eigen land zonder dat zij gestigmatiseerd worden en geen kansen hebben? Welke culturele verschillen zien we daarbij over het hoofd? Investeren we in binnenlandse ontwikkelingen of blijven wij kinderen weghalen uit deze landen? Wat hebben moeders nodig om hun kind niet af te hoeven staan? Wat hebben de ‘donorlanden’ nodig van het westen om de kinderen binnen het land een goed thuis te kunnen bieden? Wat kiezen we en vooral waarom kiezen we dat? Wat rechtvaardigt onze Europese keuze? Welk onderzoek is nodig om blinde vlekken te voorkomen? Welk beleid kan adoptie zo veel mogelijk voorkomen maar voor die kinderen waar geen andere weg voor is, faciliteren? 

De overheid heeft hierin een cruciale rol:  hoe faciliteert zij adoptie? Welke kwaliteitseisen stelt elk land aan de bemiddelende organisaties? Hoe kan het dat sommigen wel en anderen niet lid zijn van Euradopt? Geldt dat dan niet als een internationale Europese standaard? Daar ligt een taak voor Veiligheid en Justitie. De herziening van de adoptieweg (Wobka) ligt al sinds 2004 op 
de stapel....

Dan hebben we nog de nazorg... geregeld op lokaal niveau volgens een volkomen ondermaatse handreiking adoptienazorg gefaciliteerd en dat terwijl op dit moment 85% van de binnenkomende kinderen special needs heeft? Dat vraagt om een gespecialiseerde, gecentraliseerde adoptiezorg die niet ophoudt bij de leeftijd van 18, maar door kan gaan tot in de volwassenheid. Adoptie stopt immers ook nooit. Het is er. Als er specifieke adoptiegerelateerde vragen zijn, is het dus belangrijk bij specialisten terecht te kunnen of je nu 2, 20, 40, 60 of 80 bent! Daar ligt een taak voor VWS! 

Afstand en adoptie zijn onderwerpen die iedereen ‘interessant’ vindt. Dat geadopteerden als groep daar een goede weg in hebben kunnen vinden, vind ik oprecht goed en belangrijk nieuws. Nieuws dat inderdaad beleid mee vorm mag gaan geven wat mij betreft. Maar niet zomaar, want er is een groep geadopteerden die intensieve hulp nodig heeft, een groep die worstelt  met allerlei aspecten van hun adoptie. Het is een (kleine) minderheid volgens de onderzoeken, maar hun behoeften  verdienen ook aandacht en als zij willen specialistische zorg! 

De zoektocht naar de relevantie van adoptie moge positief beantwoord zijn, de kanttekening dat onderzoek de prijs die op individueel niveau betaald is voor de tevredenheid nooit kan blootleggen blijft op zijn plaats. Dat is wel de prijs die ik van dichtbij meemaak in mijn klinische praktijk. Immers: "While most adoptions work well, no adoption is simple.”  Hoe gaan we daar dan mee verder als praktijk, in onderzoek en in beleid? Daar is het laatste woord nog lang niet over gezegd . Dat vraagt allereerst een helder standpunt van de overheid EN het bundelen van krachten, van iedereen die bij adoptie en afstand in Nederland betrokken is. 

© Anneke JG Vinke 9 juni 2016

dinsdag 7 juni 2016

Terug bij af? Of toch niet?

Terug bij af.. de opmerking blijft hangen. Het adoptieveld is terug bij af, zo concluderen sommige volwassen geadopteerden. Terug bij af, of toch niet? 
Het lijkt er zo op het eerste oog wel op: de ministeries blijven onderzoeken doen naar de best mogelijke inrichting van de adoptieketen en hebben in het afgelopen decennium geen enkele knoop doorgehakt. De onderzoekers blijven onderzoeken doen naar geadopteerden - onderzoek naar afstands- en adoptie-ouderschap is schaarser. Volwassen geadopteerden voelen zich deels prima gehoord en deels volkomen verguisd. Soms bekruipt me het gevoel dat we in een soort eindeloze 'loop' zitten: herhaling van zetten, telkens weer. 
Vorige week, 1 en 2 juni 2016 , was er Euradopt 2016, een conferentie met ongeveer 250 deelnemers uit alle windstreken en adoptie-landen. De conferentie was een prelude op de tweejaarlijkse vergadering van bij Euradopt aangesloten adoptie-bemiddelingsorganisaties in Europa. Bewust zeg ik bij Euradopt aangesloten want niet alle organisaties zijn lid. In Nederland zijn drie van de vijf vergunninghouders (adoptiebemiddelaars) lid van Euradopt. 
Het veld van afstand en adoptie kenmerkt zich door verdeeldheid. Dat vind ik een grote paradox aangezien afstand en adoptie an sich ook onlosmakelijke verbondenheid in zich bergen. Al ruim 25 jaar puzzelt me deze paradox: het verbonden zijn, maar niet verbonden kunnen/willen zijn ? Wat maakt de verbinding zo moeilijk? Wat maakt dat discussies scherp en polariserend blijven?  Als munitie in de discussie wordt door eenieder onderzoek ingezet of worden juist persoonlijke ervaringen en wantoestanden naar voren geschoven. Aan munitie geen gebrek overigens, want adoptie staat altijd volop in de belangstelling. Velen verheffen in de discussie de eigen argumenten tot absolute - voor de hele groep geldende - waarheden daarmee de ander verwijtend niet te luisteren of geen ruimte te geven. Emotionele taferelen zijn vaak het gevolg en polarisatie is dikwijls de uitkomst. Dat zorgt eerder voor minder begrip dan voor meer begrip. Luisteren kan daarmee verworden tot 'jij moet doen wat ik vind of zeg' - daarmee is volgens mij het veld niet gediend en stopt het gesprek. Bovendien raken er mensen beschadigd door de scherpte van het debat, wat verbinden nog moeilijker maakt. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?
Het is niet eenvoudig om echt naar elkaar te luisteren zonder het perspectief/de ervaring van de ander te beoordelen. Het is niet eenvoudig om respectvol te blijven naar ieders individuele ervaringen of de ogen en oren open te houden wanneer misstanden worden aangekaart. Het is niet eenvoudig om te durven kijken naar resultaten uit onderzoek wanneer je persoonlijke ervaringen anders zijn. Het is niet eenvoudig om je niet triomfantelijk te voelen wanneer het onderzoek jouw ervaringen helemaal bevestigt. Het is niet  eenvoudig voor beleidsmakers om nu eens eindelijk kleur te bekennen. Het is niet eenvoudig om als Nederlandse overheid te kiezen wat je met adoptie beoogt (getuige ook het gedogen van vondelingenluikjes...). Nee, afstand en adoptie zijn niet eenvoudig. Het veld verbonden houden en op beleidsniveau zuiver zijn, een kader scheppen zodat  ieders behoeften evenwichtig worden vervuld en de meest kwetsbare (het kind) optimaal wordt beschermd, is zo mogelijk nog moeilijker. Niet onmogelijk! Het duurt alleen wel erg lang voor we daar aankomen. 
Als we in het adoptieveld niet bereid zijn elkaar met open vizier te ontmoeten, blijft het moeizaam vrees ik... . Thema's als macht, cultuur, kleur, geld - het speelt allemaal mee 'onder de waterlijn". Thema's die we niet noemen die er wel zijn, verdienen ruimte. The elephant in the room zegt de Engelsman dan. Name the Elephant! Misschien is die olifant in de kamer wel een verschillend doel met adoptie? Andere waarden, andere ideeën over wat goed is of niet goed voor betrokkenen. Kinderbescherming of gezinsvorming? Kinderbescherming via gezinsvorming? Kinderhandel? Gedwongen afstand? Kinderen zoeken voor ouders of gezinnen zoeken voor kinderen? Als we er niet over praten, met open vizier, zal er niets veranderen vrees ik en ja, dan gaan we telkens terug naar 'af'.
Laten we de uitdaging aanpakken - juist naar aanleiding van Euradopt 2016! Laten we als veld, ervaringsdeskundigen EN beleidsmakers EN onderzoekers EN clinici de koppen bij elkaar steken en een nieuwe ronde inluiden. Nee, we zijn wat mij betreft niet terug bij af - we hebben immers al heel wat kilometers (en jaren) in de benen door de rondjes in het verleden, die ervaring kunnen we (moeten we!) meenemen. 
Ik roep het hele afstands en adoptieveld op om mee te lopen. Een nieuwe ronde. Een ronde waar we niet elkaar voorbij willen lopen, in willen halen of willen winnen, maar een ronde waarin we samen op lopen. Gezamenlijk, vanuit het principe agree to disagree. Waar staan we nou voor als we de thema's afstand en adoptie belichten? Kinderbescherming?
Echt daadwerkelijk de praktijk van afstand en adoptie verbeteren kan alleen als we elkaar blijven ontmoeten, niet alleen op congressen of in welles-nietes discussies, maar structureel, zoals we een aantal jaren geleden deden met (besloten) adoptie-dialogen. Als we blijven lopen dus. Welke organisatie durft dit te faciliteren? Wie durft het startschot te geven? Maar vooral ook ... wie loopt er mee?  
© Anneke Vinke 7 juni 2016 

zaterdag 30 april 2016

Maak middelen vrij voor inhoudelijke uitvoering van de voogdij!

Deze week kopte de krant ' Meer kinderen staan onder voogdij' - eind 2015 blijkt het aantal jeugdigen dat onder een voogdij maatregel valt meer dan 9000 bedraagt.
Negenduizend kinderen die niets meer van hun ouders te verwachten hebben. 
Negenduizend kinderen waarvoor de Staat de volledige verantwoordelijkheid draagt. 
Dat zijn er veel. Diezelfde week werd er veel aandacht besteed aan het vrijmaken van extra gelden voor voorschoolse opvang van jonge kinderen. Ik heb nog nooit iets gelezen over vrijmaken van gelden voor onze vergeten voogdijkinderen. Eigenlijk steekt me dat. Vandaar deze blog. 

Voogdijkinderen, hoe zit dat dan? Waar wonen ze? Een deel woont in een pleeggezin of gezinshuis  een ander deel woont in een jeugdzorginstelling, op een leefgroep. In 2014 woonde 29% van de voogdijkinderen in een pleeggezin, van een totaal van ruim 18.000 kinderen in pleegzorg (bron: factsheet pleegzorg 2014), dat zijn er ruim 5200. De cijfers van 2015 zijn nog niet bekend. Laten we aannemen dat er niet alleen groei is van het aantal kinderen onder voogdij, maar dat er ook in 2015 meer kinderen in pleeggezinnen wonen. Pleegzorg groeit, voogdij neemt toe. Laten we aannemen dat er 20.000 kinderen in pleegggezinnen wonen in 2015, dat circa eenderde onder voogdij staat dan zijn dat ruim 6500 kinderen. Dit is een 'educated guess' - een schatting. Dan is het geschatte aantal kinderen dat niet in een gezin woont maar wel een voogd heeft 2500  Dat is veel. 2500 kinderen die niet in een gezin opgroeien. Geen exclusieve gehechtheidsrelatie aangaan. Vijfentwintighonderd  kinderen voor wie de belangrijkste persoon die zeggenschap heeft de voogd is. 

Alle 9000 voogdijkinderen hebben ernstige dingen hebben meegemaakt. Immers, een voogdijmaatregel wordt alleen van kracht als ouders echt niet meer voor hun kind kunnen zorgen. Dan spelen zaken als ziekte, overmacht, verslaving, armoede, overlijden en dergelijke een rol. Kinderen die in elk geval allemaal met verlies en verdriet te maken hebben gehad. Juist deze kinderen verdienen veel aandacht van de overheid en de groep die het ondanks de voogdij zonder gezin moet stellen des te meer. Krijgen ze die ook? 


Meetstal niet. De uitvoering van voogdij is armoedig. De voogd heeft veelal een groot hart, veel  betrokkenheid maar ook een forse caseload,  weinig tijd en nog minder middelen. Hij of zij behartigt de belangen van meerdere voogdijkinderen (en meestal ook nog van een groot aantal kinderen dat onder toezicht staat, waar gezag met ouders gedeeld wordt). 
Met een beetje geluk komt de voogd er eens per zes weken tot twee maanden eraan toe elk voogdijkind ook even te zien en te spreken. Dat gebeurt via een bezoekje aan het pleeggezin of aan de leefgroep. Het papierwerk dat de voogdij met zich meebrengt maakt dat de voogd weinig (en soms helemaal geen) tijd heeft om echt iets persoonlijks te ondernemen met zijn of haar voogdijpupil. Als dat wel gebeurt is dat vaak op eigen kosten en in eigen tijd. Vanwege dat grote hart en die betrokkenheid. Want budget is er niet. Hoe triest is dat? 
Wordt het geen tijd om daar wat aan te doen? Politiek en met name gemeenten: kijk eens echt naar uw voogdijkinderen en hun voogden! Voogdij, het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregel die ouders hun ouderlijk gezag ontneemt, is de zwaarste en intensiefste manier van kinderbescherming die we kennen. Voogden krijgen echter amper tijd en nog minder faciliteiten om hier echt inhoudelijk invulling aan te geven.  
Wat moet er gebeuren? Allereerst zou het de overheid sieren om de voogden in tijd zo te faciliteren dat zij een band kunnen opbouwen met hun voogdijkinderen. Ten tweede is voor het opbouwen van een band ook financiële ruimte nodig, ruimte om een keer samen wat te doen met een kind. Naar de speeltuin, naar een film, een voorstelling. De voogd als vervangende ouder namens moedertje staat moet daarvoor gefaciliteerd worden. Met 100 Euro per jaar per kind komen we al een heel eind. Doel is dat het kind zich speciaal voelt als de voogd voor hem of haar komt. Dat er iemand op aarde is waarmee - ondanks alles - een exclusieve relatie aangegaan wordt. Dat is belangrijk. Ten derde is de voogdij wel aan een update toe: organiseer het zo dat een voogd meerdere jaren mee kan lopen met zijn of haar voogdijpupillen en echt een relatie kan aangaan. Faciliteer dat. Continue relaties hebben zo vaak ontbroken in de levens van kinderen die onder voogdij staan. Daarbij zijn juist continuiteit en stabiliteit, met name in relaties, de pijlers onder opvoeding en ontwikkeling van kinderen. De relatie met de voogd kan zo'n pijler zijn. Uiteraard geldt als kader voor de uitvoering van de voogdij, de beroepscode en bijbehorende ethische standaarden. 
Vervangend ouderschap zoals de voogdij, althans in juridische zin, kan worden gezien, is toe aan een upgrade en wel een inhoudelijke. Met 100 Euro per pupil per jaar en een aantal extra uren voor de voogd komen we een heel eind in de goede richting! Beste politici en bestuurders, maak meer middelen vrij voor het uitvoeren van de voogdij! Deze kinderen hebben dit nodig! 






woensdag 13 april 2016

Geef kinderen een permanent gezin


Geef kinderen een permanent gezin

Bijna dertig jaar geleden is het, mijn eerste kennismaking met kinderen die niemand meer hebben. Eind jaren tachtig, een kinderpsychiatrische kliniek in het zuiden van Nederland. Ik ben nog in opleiding, loop stage. De groep bestaat uit 8 kinderen. Allemaal met een enorm ingewikkeld dossier, maar hij is me bijgebleven.. waarom?

Misschien omdat hij ooit tegen me zei; Anneke, als ik 18 ben koop ik een tank en maak ik mijn moeder dood. Het klinkt nog na. Misschien omdat hij één van de eenzaamste kinderen was die ik gekend heb. Misschien omdat ik hem niet voldoende kon helpen en ik nou eenmaal hulpverlener ben geworden om te helpen, om helpen draagbaar te maken wat in eenzaamheid niet te dragen is. Misschien omdat ik van de 'lost causes' ben of beter gezegd er voor mij geen lost causes zijn...misschien omdat ik vind dat je nooit en dan ook werkelijk nooit op mag geven, nooit het predikaat 'on(be)handelbaar' mag geven.

1989: het is zijn verjaardag. Hij viert dit op de groep. Er is budget voor of friet of een vlaai. De voogdes komt op bezoek. Ze brengt een soort van toeter mee voor op de fiets. Het enige cadeautje dat hij krijgt. Hij is er superblij mee: het maakt flink veel lawaai. Na tien minuten ermee spelen, fietsen, door het dolle heen zijn is de toeter kapot. Hij gaat door het lint. De groepsleiding kan hem nog net kalmeren. Friet maakt veel goed. Als mijn dag erop zit en ik terug ga naar mijn studentenkamer in Nijmegen voel ik me triest. Een kind dat niemand heeft. Echt niemand. Nu dertig jaar later vraag ik me nog wel eens af hoe het met hem is... of hij er nog is... maar ook hoe het hem zou zijn vergaan als wij als hulpverleners een blijvend gezin voor hem hadden kunnen behouden? Eén volwassene die voor hem was gegaan - onvoorwaardelijk. Was het dan ook zo afgelopen? 

2016: bijna dertig jaar zijn er verstreken. Ik heb op veel plekken in de jeugdzorg gewerkt en honderden kinderen gezien voor diagnostiek of behandeling. Af en toe komt er een Nederlands pleeg- of gezinshuis kind in behandeling met een soortgelijke achtergrond als de jongen die ik dertig jaar geleden ontmoette. Ook voor die kinderen is er niet altijd een gezin, laat staan een behandeling...


Inmiddels weten we meer, kunnen we meer maar een ding kunnen we nog steeds niet en dat is een kind een echt blijvend gezin geven. Soms lukt het zelfs niet om een kind in een (pleeg)gezin te houden. Gewoon omdat het te moeilijk wordt en er te veel tegelijk nodig is. Daar is dan geen geld voor of de behandelwijzen zijn (nog) niet (in Nederland) voldoende onderzocht. Of het ontbreekt simpelweg aan samenwerking en afstemming tussen alle behandelaars.
Er is zoveel onderzoek gepubliceerd over de helende kracht van relaties en emoties en toch lukt het ons als hulpverleners maar mondjesmaat om alle kinderen tot hun 18e in één gezin groot te laten worden. Waarom is dat niet de allereerste prioriteit van alle hulpverleners? Waarom is dat niet de prioriteit van alle psychologisch en pedagogisch onderzoekers?

 
Met alleen de gezinsplaatsing zijn we er niet. Er hoort meer bij. Langdurig meer. Specialistische zorg die aandacht heeft vanuit het kind voor pleegouders of adoptieouders maar ook voor het geboortegezin en de familieleden die uit beeld raken/geraakt zijn. Specialistische zorg die trauma-en gehechtheidsgefocust is en daarna pas naar gedragsregulatie overstapt. Specialistische zorg die het lang volhoudt. Zorg die niet alleen uit professionals bestaat maar ook ervaringsdeskundigen inzet. Zorg die 'respite care' hoog houdt en die oog heeft voor alle betrokkenen, werkelijk ondersteunt zodat zij het vol kunnen houden. 


Het blijft me puzzelen. Dertig jaar nadat ik mijn eerste stappen zette in de jeugdzorg zijn er nog steeds kinderen die niemand hebben, waar jarenlang getobt wordt voor er hulp van start gaat - duimdikke dossiers met alleen diagnostiek en geen behandeling... en handelingsverlegenheid, heel veel handelingsverlegenheid. Kinderen die geen permanent gezin hebben gekregen, kinderen die overal buiten vallen. De norm van jeugdzorg zou mijns inziens moeten zijn dat ieder kind een permanent gezin heeft en dat zorg rondom dat permanente gezin vorm gegeven wordt.


Anno 2016 - mijn eerste cliënt heb ik niet kunnen bieden wat nodig was.. en de schrijnende conclusie is dat er ook nu nog kinderen zijn die niet de hulp krijgen die nodig is. Hoe kunnen we beter met de juiste hulp de kinderen bereiken die het echt nodig hebben, de kinderen die niemand hebben niet vergeten? Het puzzelt me en ik wil een poging gaan doen om deze puzzel te leggen.. Over een week gaat mijn sabbatsverlof in. Tijd om eens heel diep na te denken en te puzzelen  over die kinderen die het wel 'gered' hebben in het gezin en de kinderen die het niet redden. Wat zijn nou echt de verschillen? Welke interventies werkten en in welke volgorde. Ik ga het uitzoeken en dat betekent... wordt vervolgd... - tenminste als ik de puzzel gelegd krijg ;-) 





vrijdag 19 februari 2016

Ondermaatse handreiking Alert op Adoptiekinderen toch het veld in gestuurd...

In september 2014 verscheen de handreiking 'Alert op adoptiekinderen' met daarin - naar verluidt - informatie voor leerkrachten, huisartsen, jeugdartsen, jeugdhulpverleners
en andere professionals over adoptie en mogelijke adoptiegerelateerde problematiek. 

Geweldig dacht ik, hij is prachtig vormgegeven, niet te lang en lijkt zo op het eerste gezicht een goede aanwinst voor iedereen in de jeugdzorg. Niets is minder waar. 

Al lezend rijzen me de haren te berge: er worden getallen, feiten en adviezen opgelepeld maar nergens, werkelijk nergens een fatsoenlijke referentie te vinden. Geen bronnen. Amper suggesties voor verder lezen. Twee links: beiden naar organisaties die ook bij het ontstaan van de handreiking betrokken waren. Verder niets. Daarmee heeft men 'vergeten' dat Nederland een Kenniscentrum Adoptie en Pleegzorg, het ADOC, heeft. Hier beheert men een up to date database over adoptie - en pleegzorg gerelateerd internationaal onderzoek. Een database die voor academisch geschoolde jeugdzorgprofessionals input kan bieden. Daarmee gaat de handreiking volledig voorbij aan de 'evidence base' die er in onderzoekspublicaties ligt. Wat een gemiste kans. 

Het leest lekker weg, heeft daarmee een hoog 'Jip en Janneke' gehalte maar komt niet verder dan dat. Het blijft aan de oppervlakte kabbelen met als gevolg dat deze handreiking de plank volledig misslaat. De handreiking die alert wil maken, verbindt niet met de professionele bewegingen in het jeugdveld. Dat is een echte omissie. De handreiking stuurt mede daardoor de jeugdzorgwerkers met vrijwel niets dan platitudes het veld in. Ze sluit niet aan bij landelijke richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming, houdt geen rekening met de inhoudelijke stand van zaken in de jeugd GGZ en is ook niet afgestemd met beroepsverenigingen van gedragswetenschappers of met het Kwaliteits
register Jeugd. De enige afstemming die er geweest is, is met de medische professionals. Goed begin, maar niet meer dan dat.

De keuze om de handreiking te beperken tot zorg voor geadopteerde kinderen en hun gezinnen is begrijpelijk maar tegelijkertijd ook wonderlijk. De aantallen kinderen die ter adoptie binnenkomen in Nederland lopen terug. De kinderen die al hier wonen, groeien op, zijn grotendeels al volwassen. Deze volwassenen ervaren zichzelf - als zij hulp nodig hebben - dikwijls roepende in de woestijn vanwege onvoldoende kennis van afstand en adoptie. Hoe logisch was het geweest om hier ten minste even kort gewag van te maken. Alert op adoptie is ook alert op de impact die er kan zijn voor individuele mensen, impact die ook na het 18e jaar nog kan spelen. 

Laatste punt van verwondering dat een dergelijke handreiking überhaupt als product afgeleverd mocht worden, is het overzicht van spelers in het adoptieveld en hun verantwoordelijkheden. Ook hier blijft het hangen bij een onvolledig lijstje, waar het erg eenvoudig was geweest om gewoon volledig te zijn en ook links toe te voegen zodat de lezer inderdaad meer informatie kan verkrijgen waar nodig. 

De handreiking stamt uit september 2014. In december 2104 is er namens het ADOC een deel van de bovenstaande bezwaren in een brief geuit bij de vaste kamercommissies van VWS en VenJ. In december 2015, een jaar later, kwam er een reactie. In deze reactie werd toegezegd dat de opmerkingen bij het periodiek herzien van de handreiking meegenomen worden. Zonder termijn uiteraard. Als de beantwoording van een eenvoudige brief al een jaar op zich laat wachten, wat zou dat dan kunnen betekenen voor het herzien van een handreiking?

Tegelijkertijd is net voor het kerstreces de handreiking in deze vorm gewoon het veld in gestuurd. Bizar. Meer dan een jaar is verstreken en willens en wetens ligt nu in elke gemeente, op het bureau van hulpverleners een handreiking die niet voldoet. Daarmee bewijzen we de praktijk van de adoptiehulpverlening geen dienst. Integendeel zelfs. We onderschatten de professionaliteit van hulpverleners door hen een dergelijk document in handen te geven en het dan ook nog eens als leidend te verklaren. 

Ik hoop vurig dat er snel een opdracht voor een degelijke update komt, een update die afgestemd wordt met jeugdzorgrichtlijnen, kenniscentrum KJP, met professionals bij NIP/NVO/SKJ en wordt gedragen door een gedegen onderbouwing uit de wetenschap. Die update kan afsluiten met een mooi rijtje van links naar adoptie-organisaties, bronnen en boeken, waar professionals meer informatie zelf kunnen vergaren, dingen kunnen nalezen. Daarmee is het veld gediend. Als dat gebeurt, kan deze versie gauw als nulversie vergeten worden!



** deze blog is geschreven op geheel persoonlijke titel ** 



dinsdag 9 februari 2016

Waar blijft de lobby?

Er is in 2016 een schone taak weggelegd voor de beroepsverenigingen van psychologen en pedagogen in de jeugdzorg: ik zou hen willen oproepen om zich heel hard te maken voor de kleine eenpersoonspraktijk die kapot dreigt te gaan aan de ongelooflijke papierhandel die de transitie met zich meebrengt. 
Wat is het geval? De administratielast is torenhoog geworden. Dat wisten we al. Maar nu komt er nog een soort 'toetje' op die torenhoge last van 2015: een jaarverantwoording. A.u.b. per regio waar de cliënten wonen aan te leveren. Het is werkelijk om wanhopig van te worden...........

Die hoge administratielast is niet nieuw. Uit een enquête van het NIP onder 498 vrijgevestigde psychologen werd duidelijk dat de administratielast enorm is de toegenomen in 2015. Ik citeer: 


" 1.9 Administratieve last
93% van de geënquêteerde aanbieders geeft aan dat de administratieve last van hun praktijk is toegenomen ten opzichte van 2014. Gekeken naar een werkweek van een vrijgevestigde jeugdhulpaanbieder wordt in 2015 meer dan een kwart van de werkuren (27%) tot zelfs een derde (34%) ingevuld met administratie. Voor de meeste aanbieders betekent dit dat zij 5 tot 8 uur per week besteden aan administratie. " (p. 4 onderzoeksrapport werken als vrijgevestigde aanbieder in de GGZ, NIP 2015). In datzelfde rapport in figuur 29 en 30 (pagina 28) geeft men aan dat 93% van de aanbieders aangeeft dat de administratieve last is toegenomen, 80% zegt dat de last sterk is toegenomen. Vraag is wat het NIP  en de zustervereniging NVO hier nu aan gaan doen? Waar blijft de lobby? 

Met dat in mijn achterhoofd weet ik dat ik niet de enige ben die klem zit in een onwerkbaar systeem na de transitie jeugdzorg. Dat helpt een beetje maar ja, ik blijf zitten met een derde tot de helft van mijn tijd die vorig jaar aan (onbetaalde) administratie uren is weggelekt. Ik dacht daarmee dat het klaar was voor 2015. Mijn inkomen is fors gedaald - zeker als ik de uren verdisconteer die de adminstratie vraagt, het zij zo... ik hoop dan dat het in 2016 beter zal gaan.

Nee hoor, te vroeg gedacht dat ik het jaar gewoon kon afsluiten. Het ene na het andere bericht verschijnt in mijn mailbox of valt op de deurmat: ik word geacht om alle betaalde facturen nog een keer te accorderen en weer formulieren in te vullen en te ondertekenen. Als jaarverantwoording. Heeft men er bij nagedacht wat dat betekent voor kleine praktijken die cliënten uit meerdere regio's hebben? Mag dit zomaar? Ik heb hen een factuur gestuurd, de factuur is betaald. Klaar. Zeker waar ik geen contracten had en gewoon zorg heb geleverd. Het zou de gemeenten sieren wanneer de adminstratie die extra gevraagd wordt, netjes doorberekend mag worden. Dat zou iets lucht geven. Niks is minder het geval: tarieven worden eenzijdig verlaagd. Het is tekenen bij het kruisje of niet tekenen natuurlijk.... van dat laatste worden cliënten de dupe en ik ook natuurlijk... 

Ongelooflijk en voor mij is het echt puzzelen geblazen of dit nog werkbaar is. Hoe de transitie een goed lopende praktijk in een jaar bijna om zeep helpt. De adminstratielast is zo onoverzichtelijk, regels verschillen per regio, en het lukt bijna niet meer een volle praktijk te draaien, daar een fatsoenlijk inkomen uit te genereren en tegelijkertijd te voldoen aan alle administratieve verplichtingen die de gemeenten nu weer hebben bedacht. Het is werkelijk alsof ik in een roman van Kafka beland ben. Bizar. Moest het even kwijt. Hoop dat het NIP en de NVO dit actief ooppakken: de inventarisatie ligt er. Uit het ledentevredenheidsonderzoek onder NVO scoorde belangenbehartiging maar net voldoende. Mooie kans om deze score flink te verbeteren! Tijd voor actie! 
Waar het de LHV is gelukt om de lasten voor huisartsen te verlichten, ligt daar ook voor mijn beroepsverenigingen een schone taak! Hoe kan het toch dat er geen sterke lobby is vanuit de vrijgevestigde GGZ die hier een vuist maakt tegen een inmiddels amper werkbare situatie? Waar blijft de lobby? 

maandag 1 februari 2016

Passende zorg voor ieder kind?

Heeft de transitie geleid tot passende zorg voor ieder kind? Ik vrees van niet want de praktijk is ongewijzigd. Er zijn nu eenmaal 
kinderen die niemand wil, waar niemand voor wil zorgen. Kinderen die volgens  het gros van de professionals ‘niet meer te redden zijn’  en nooit meer passen in een gezin. Juist voor die kinderen zou zorg op maat een oplossing kunnen zijn. Is daar nu meer ruimte voor? 

Ik weet het niet, maar hoop dat er nu meer mogelijk is dan voor 2015. Ik heb nu nl. een kind dat hiervoor in aanmerking komt. Laat ik hem Johan noemen. Johan is zo’n joch dat overal tussen valt. Johan is een voogdijpupil. Er is geen biologische familie. Johan is 15 jaar. Hij heeft al op vijf groepen gewoond en is telkens overal uit gezet. Twee groepen waren gesloten plaatsingen, wegens gebrek aan beter… zouden we nu met zorg op maat passende zorg kunnen bieden? 

Johans pleegmoeder heeft hem twaalf jaar thuis gehad. Toen werd het te veel. Johan kan zich niet altijd in de hand houden, hij kan erg boos en intimiderend zijn. Het dagelijkse opvoeden werd te ingewikkeld voor pleegmoeder, die al wat ouder is. Ze is er elk weekend en elke vakantie voor hem, maar instanties oordelen dat zij niet meer fulltime voor Johan kan zorgen. Al haar energie gaat naar Johan. Al vijftien jaar. Wat er ook gebeurt, zij is en blijft zijn belangrijkste gehechtheidsfiguur, gelukkig is men het daarover eens en mag zij een belangrijke rol houden in zijn leven. Alleen niet 24/7.

Nu woont Johan weer bij pleegmoeder in de stad. Tijdelijk. Hij is te gevaarlijk voor een groep volgens beroepsopvoeders. Het advies voor vervolg lijkt aan te sturen op een gesloten plaatsing? Elders is de veiligheid niet te borgen? Maar hij woont nu gewoon bij pleegmoeder. In de stad, midden in de maatschappij. Helemaal open. Beter dan crisisopvang, maar toch ook bijzonder dat dit het alternatief is wanneer beroepsopvoeders een kind te gevaarlijk vinden om op de groep te laten wonen…

Het is al ruim een week onduidelijk waar hij naar toe moet. De voogd probeert dit zo snel mogelijk te regelen. De voogd doet enorm zijn best maar het lukt zelfs hem niet om direct in de week dat hij eruit gezet is, een groot overleg te realiseren met de voorziening waar hij weg moest..… 

De voogd draagt - namens ons allemaal - de juridische verantwoordelijkheid, werkt zich drie slagen in de rondte maar krijgt het niet voor elkaar. Triest. Hoe veilig is dit? Wie is eigenlijk verantwoordelijk als er calamiteiten ontstaan?

De open groep waar hij zat, trekt het niet meer met hem.Zes maanden heeft hij er gewoond. Het is niet makkelijk voor hem om te aarden: groot en sterk is hij, soms intimiderend en agressief. Medebewoners en groepsleiding zijn bang voor hem. Zijn voorliefde voor messen en wat dies meer zij helpt dan niet echt. Er zijn incidenten, heftige incidenten. Het wordt gevaarlijk voor hem, voor groepsleiding en voor medebewoners. Zo gevaarlijk dat de plaatsing stopt. Er zijn al vele diagnoses afgegeven, allemaal heftig en grotendeels te herleiden tot vroegkinderlijk trauma en gehechtheidsproblematiek.

Toch zijn er ook momenten dat hij anders is: emotioneel is hij nog een heel jong kind, dat in de therapie kan genieten van heel eenvoudige spelletjes en ook zo contact maakt. Een jong kind dat veel tijd en aandacht nodig heeft - één op één - zodat hij trauma kan verwerken en gemiste ervaringen kan inhalen, kan helen. Therapie is net gestart en er is een lang traject nodig om hem te helpen te worden wie hij is, zijn plek te vinden in de maatschappij. Een goede, stabiele woonplek is daarbij voorwaarde. Dat is nu gestopt. Wie is nu verantwoordelijk? Stel nou dat het toch niet goed gaat bij pleegmoeder? Op wie kan zij terugvallen? 

Het moment dat de plaatsing stopt is bijzonder: de behandelverantwoordelijke is ziek en de voogd is juist dan een weekje met vakantie. De vervangende voogd accepteert het stoppen van de plaatsing, zo was het afgesproken. Er is nog geen vervolgplek. Van het ene op het andere moment moet hij weg, er is geen afscheidsritueel. Weggestuurd met lege handen en zonder backup. Deze jongen wordt door de meeste professionals gezien als erg instabiel en kan in zijn impulsiviteit de grenzen opzoeken. Dat klopt. Als beroepsopvoeders het niet meer kunnen, dan mag pleegmoeder het opknappen en mag hij dus zonder 24 uurs professionele backup de maatschappij in? Het blijft bizar.

Inhoudelijk hebben we te maken met weer een breuk in het leven van dit kind. Bij mij rijst de vraag of we dat nou niet netjes hadden kunnen rekken, plaatsing afronden als er een vervolg is enzovoorts. Nee, van het een op andere moment stopt het. Zoals al zo vaak gebeurde in het leven van dit kind. De gang van zaken nu bevestigt oude scripts en haakt in op eerdere negatieve ervaringen. Slecht voor het kind, slecht voor de therapie, slecht voor de toekomst. Overleg met de (externe) behandelaars, plaatsers en verantwoordelijke gemeente/regio  voordat het besluit viel was zinvol geweest en had in elk geval de hernieuwde ervaring van het abrupte afstoten kunnen voorkomen. Misschien was er dan wel heel snel zorg op maat mogelijk geweest…. Gemiste kans?

Wat heeft Johan nodig? Het hoeft niet zo moeilijk te zijn, wanneer we tenminste allemaal bereid zijn om buiten kaders te denken, ego’s, posities, protocollen en macht te vergeten. Dan kunnen we samen om het kind gaan staan en als we daarbij het budget van een gesloten plaatsing tot leidend verklaren, moet het lukken. Niet kijken waar er plek is maar echt vanuit het kind en diens ontwikkelings- en opvoedingsvraag kijken: wat heeft Johan nu nodig?

De jeugdwet biedt die mogelijkheid, toch? Idee (of illusie?) was dat de transitie in deze situaties meer moet kunnen bieden dan het oude systeem. Kunnen we kinderen zoals Johan laten ervaren dat zij niet worden opgegeven en ook hun plek in de maatschappij mogen gaan vinden? Dat ze niet van de ene naar de andere plek worden geslingerd?

De oplossing nu zit m.i. in een korte termijn plan waarin één op één begeleiding met weinig prikkels en veel herhaling,  structuur in vaste (vooral ook fysieke en creatieve) activiteiten geboden wordt. Als reguliere groepsleiding dit niet aankan of aandurft dan zou er tijdelijk boventallig stevige groepsleiding ingehuurd kunnen worden die veiligheid kan borgen. Misschien wordt het dan wel twee op één.  Doel is om in de periode van een half jaar of een jaar te werken aan terugkeer naar een groep. Het pleeggezin kan in de weekends en vakanties voor de opvang blijven zorgen, mits er backup is.

Ik hoop zo dat voogd, die regie voert, samen met directies van betrokken instanties en  gemeente dit kan opnemen. Dat de voogd een rol voor pleegmoeder borgt en tegelijk de ruimte krijgt om haar backup te geven. De voogd wil dit heel graag en ik zie hoe hard gewerkt wordt, maar toch zijn ook de handen van de voogd gebonden aan (on) mogelijkheden van opnemende voorzieningen.

Ik vraag me af of we voor deze kinderen, die overal buiten (dreigen) te vallen, afspraken kunnen maken zodat er naast voogd ook directies en gemeenten betrokken worden. Het gaat om enkele kinderen per regio. Voor deze kinderen is zo veel extra nodig… dat vraagt extra inspanning, afstemming en overleg van iedereen.  Ik realiseer me dat juist in de regio Z/O Utrecht het budget al overschreden is wat deze vraag extra lastig maakt maar … elk kind telt - juist dit kind waar het al zo vaak mis ging… als we nu niet goed handelen, betaalt de maatschappij een nog grotere prijs.... 

Zo blijft de grote vraag: kan de transitie hier de belofte van zorg op maat waarmaken? Zorgt de transitie voor passende zorg voor ieder kind? 

…. wordt vervolgd…. 



(de naam Johan is uiteraard gefingeerd) 

vrijdag 15 januari 2016

Transitie jeugdzorg: de vrijgevestigd hulpverlener als onbetaald gemeentelijk administratiekantoor

In de media wordt de balans opgemaakt van een jaar transitie jeugdzorg. De berichtgeving is positief. Bijna propagandistisch, men kan denk ik niet anders. We kunnen namelijk niet terug vrees ik... 

Is het zo goed gelopen? Biedt de transitie genoeg waarborgen voor een echt 'child led' jeugdhulp systeem? Een systeem waarin de inhoud en  daarmee de ontwikkeling en opvoeding van kinderen voorop staat? Of is het een systeem geworden waar de inhoud verdwenen is?

Goed verlopen? Ik heb er nog niets van gemerkt... voor mij is de transitie een onwerkbare moloch gebleken: dagen zit ik achter de pc te registreren, uit te zoeken wat de tarieven en codes zijn: heel fijn die verschillen per regio. Ik vermoed welhaast dat wij als Nederlanders een  'verzuilings-gen' hebben, wat borg staat voor diversiteit en daarmee voor heel veel verschillende regels en procedures. 

Zo ben ik maandelijks aan het worstelen met facturen, extra aanleverspreadsheets en wat dies meer zij. Iedere ambtenaar die ik spreek, is even aardig en voorkomend maar voorzover ik kan zien is alle, werkelijk alle energie (en geld) gegaan naar het inrichten van het proces en naar bewaking van budgetten. Hoe meer controle en controle op controle (en dat kost geld) hoe minder geld er is voor de inhoud... Professionals hebben ruimte nodig - en veel minder regels en controle. Scheelt heel veel geld op de lange termijn! 

Ik schreef al eerder dat de eenpersoons praktijk de rekening van de transitie betaalt. Helaas is dat echt zo. Vrijgevestigd hulpverleners in eenpersoonspraktijken zijn een onbetaald administratief gemeenteloket geworden. Waar de zorgverzekeraar al iedereen liet 'tekenen bij het kruisje' heeft de gemeente dat overgenomen. Wat tarieven betreft is het eenheidsworst en slikken of stikken. Dat inmiddels per (betaald) contact uur er ten minste een half uur (vaak meer) administratie (onbetaalde uren) tegenover staat, is iets dat de vrijgevestigde maar gewoon moet doen.....

Kwalitatief goede zorg blijft geboden worden alleen maar omdat hulpverleners  hun cliënten niet willen laten zitten. Voor minder geld, onder vaak belabberde omstandigheden gaan zij door. 

Ik heb ook dit jaar een contract met de regio Z/O Utrecht maar ik weet niet of dit houdbaar blijkt: men heeft eenzijdig een tariefkorting van 8% doorgevoerd.Ook hier: slikken of stikken want aanpassingen op een contract zijn niet mogelijk. Er wordt meer werk gevraagd en minder betaald
De gemeente is gekort op haar budget, dus wordt de korting doorberekend. Bizar: 8% minder is direct 8% minder salaris. Geen taak minder maar gewoon minder geld. 


Het puzzelt me waar de beroepsverenigingen blijven, waar blijft het massaal protest? Hoeveel praktijken zijn al gesloten? Waarom rekenen we niet gewoon administratiekosten door aan gemeenten en aan CBS? Met een uurtarief van rond de 87 Euro kan en mag je niet verwachten dat dit allemaal gratis gaat! Dit tarief is voor post academisch hoog gekwalificeerde hulpverleners echt ondermaats - zeker als je bedenkt dat in dat uurtarief alle administratie uren en overhead (belastingen, premies, pensioen, bijscholing) al verrekend behoren te zijn.  

De balans van de transitie is voor mij dat zij is doorgeschoten: processen en procedures worden strakker,  budgetten krapper, eisen aan doorgeven cijfers e.d. hoger. 2016 zal uitwijzen of werken met een contract in de eenpersoonspraktijk haalbaar blijft.  

De berichtgeving in de media over een geslaagde transitie is daarmee voor mij absoluut niet passend. Ook al kunnen we niet terug: de transitie heeft nu een forse inhoudelijke transformatie nodig wil ze ooit een systeem worden waarin het kind ECHT centraal staat. Of dit lukt? Dat kan alleen als de professional zijn of haar autonomie terugkrijgt tegen een fair uurtarief, gedifferentieerd naar complexiteit van hulpvraag en ervaring van de hulpverlener. Gaat dat gebeuren? Iets in mij hoopt het maar ik heb er helaas een heel hard hoofd in....